België heeft geen nieuwe staatshervorming nodig. België heeft een commons-revolutie nodig

De roep om een nieuwe staatshervorming klinkt luider dan ooit. Commentatoren spreken over bevoegdheden, transfers en begrotingsdiscipline, alsof het herschikken van institutionele dozen voldoende is om de Belgische samenleving te herstellen. Dat is een illusie. België worstelt niet met structuren, maar met vertrouwen, betrokkenheid en solidariteit. Een nieuwe bevoegdheidsverdeling zal die problemen niet oplossen. Wat we nodig hebben, is een radicale heruitvinding van hoe burgers, overheid en samenleving samenwerken.

De klassieke staat werkt top-down, traag en vaak ver weg van de realiteit van mensen. De markt draait op winst en efficiëntie, niet op publieke waarde. Beide modellen laten sociale cohesie en burgerparticipatie tekortschieten. Er is een derde weg: de commons. Commons zijn geen idealistische hobbyprojecten of buurtinitiatieven. Het zijn instituties waarin burgers collectieve voorzieningen beheren — energie, zorg, wonen, mobiliteit, data — samen met overheid en markt. Ze brengen democratische betrokkenheid, collectief eigenaarschap en veerkracht terug in de samenleving, precies waar de klassieke staat en de markt falen.

Een nieuwe staatshervorming die enkel bevoegdheden herschikt, zal deze uitdagingen niet oplossen. Maar een hervorming die commons structureel erkent en ondersteunt, kan wél een diepere democratie tot stand brengen. Burgers worden dan niet langer passieve gebruikers, maar mede-eigenaren van het publieke domein. Dat versterkt vertrouwen, vergroot legitimiteit en maakt de overheid relevanter en veerkrachtiger.

De echte uitdaging is durven delen: durven erkennen dat macht en verantwoordelijkheid niet alleen top-down kunnen bestaan, maar ook horizontaal en collectief. België heeft geen zesde of zevende staatshervorming nodig. België heeft een commons-revolutie nodig, een herontdekking van hoe we samen publieke waarde creëren en democratie echt laten leven.

Democratie is geen structuur. Democratie is een praktijk. Het is tijd dat België die opnieuw leert beoefenen.

Koen Wynants

Koen Wynants
Langdurig zieken verdienen een zorgzame samenleving

Langdurig zieken verschijnen de laatste jaren vooral in het nieuws wanneer het gaat over controles, strengere opvolging of activeringsprogramma’s. De maatschappelijke reflex is telkens dezelfde: hoe krijgen we mensen sneller opnieuw inzetbaar? Het debat blijft hangen in die enge vraag, alsof de waarde van een mens uitsluitend afhangt van arbeidsprestaties. Daarmee missen we niet alleen wat langdurige ziekte betekent, maar ook welke samenleving we willen zijn.

Wie langdurig ziek wordt, verliest vaak meer dan gezondheid. Er gaat een wereld van zekerheid, ritme en betrokkenheid verloren. Mensen verliezen niet alleen hun inkomen of hun werkplek, maar ook hun sociale rol, de vanzelfsprekende aanwezigheid in een gemeenschap en soms zelfs hun gevoel van eigenwaarde. Het systeem rond hen lijkt vooral ontworpen om te controleren en te corrigeren, niet om te ondersteunen. Alsof je pas opnieuw welkom bent zodra je bewijst dat je weer “normaal” functioneert.

Het wrange is dat langdurige ziekte geen uitzondering is. Kwetsbaarheid is geen probleem van “anderen”, maar onderdeel van het leven zelf. Juist daarom is het zo’n gemiste kans dat we blijven vertrouwen op mechanismen die vertrekken van productiviteit en verdachtmaking, in plaats van te kijken hoe we elkaar als gemeenschap kunnen dragen.

Vanuit commons-denken ontstaat gelukkig een ander verhaal. Daar vertrekken mensen van wat ze samen kunnen maken, en niet van wat ze individueel moeten bewijzen. In commons-initiatieven zien we hoe gedeelde ruimtes, gezamenlijke projecten en collectief beheer van zorg en tijd nieuwe vormen van participatie mogelijk maken. Ze laten zien dat er wél manieren bestaan waarop langdurig zieken opnieuw aansluiting vinden zonder dat hun lichaam of geest onder druk gezet wordt.

In zorgzame tuinen werken mensen mee wanneer het gaat, met taken die meebewegen met hun gezondheid. Er is geen verplichting, geen prestatieverwachting en geen angst om “te weinig” te doen. Het gaat om aanwezigheid, om ritme, om contact. In coöperatieve buurtplekken vinden langdurig zieken soms opnieuw een rol, niet in de vorm van een klassieke job, maar als deel van een gemeenschap die samen organiseert, ontvangt, kookt of zorgt. Er zijn plekken waar ervaringskennis centraal staat, waar mensen met een langdurige aandoening niet worden gezien als last, maar als mede-experts die precies weten wat het betekent om een leven te hertekenen rond chronische kwetsbaarheid. En er zijn gemeenschappelijke woon- of zorgprojecten waar mensen elkaar ondersteunen zonder dat elke vorm van nabijheid vertaald moet worden in een dienstverlening of een zorgcontract.

Wat deze initiatieven verbindt, is dat ze vertrekken van vertrouwen. Ze laten zien dat participatie meer betekent dan werken en dat waarde veel breder is dan economische output. Ze herstellen wat langdurig zieken zo vaak verliezen: de mogelijkheid om mee te doen, op hun manier en in hun tempo. Het is precies dat wat in het dominante beleid ontbreekt. Overheidslogica wordt nog te vaak gestuurd door wantrouwen: de vrees dat iemand misbruik maakt, dat iemand te lang ziek blijft, dat iemand onvoldoende “inspanning” levert. Die logica zorgt ervoor dat mensen zich terugtrekken, zich schamen of zichzelf te veel pushen, met alle gevolgen van dien.

Als we echt willen dat langdurig zieken opnieuw een plek krijgen, moeten we het vertrouwen in hen herstellen. Niet door te controleren of ze genoeg bijdragen, maar door te erkennen dat bijdragen vele vormen kan aannemen. De overheid hoeft commons-initiatieven niet te sturen, maar wel te faciliteren: door ruimte te geven, financiële zuurstof te bieden en regelgeving aan te passen zodat mensen kunnen participeren zonder vrees voor sancties.

Dat geldt ook voor hoe we over waarde spreken. Een samenleving die alleen denkt in termen van productiviteit ziet niet wat er op het spel staat wanneer iemand langdurig ziek wordt. Maar een samenleving die erkent dat kwetsbaarheid deel is van ons mens-zijn, ziet ook dat zorg, tijd, nabijheid en betrokkenheid gedeelde rijkdommen zijn. Het is precies die gedeelde rijkdom die commons-initiatieven versterken. Niet door het systeem te vervangen, maar door een andere manier van samenleven zichtbaar te maken: een manier die mensen niet reduceert tot hun arbeidscapaciteit, maar tot hun menselijkheid.

Langdurig zieken verdienen geen hardere aanpak, maar een samenleving die begrijpt dat zorg geen privilege is, maar een fundament. Dat vraagt een cultuur die minder gericht is op rendement en meer op solidariteit, en een beleid dat durft aansluiten bij wat mensen zelf al bouwen van onderuit.

Wie langdurig ziek wordt, verliest vaak controle. Maar als samenleving mogen we niet het morele kompas verliezen. We kunnen ervoor kiezen om systemen te bouwen die mensen nog verder isoleren, of om structuren te versterken die hen opnieuw verbinden. Commons laten zien hoe het anders kan. Tijd dat het beleid volgt — en eindelijk even zorgzaam wordt als de mensen die het probeert te sturen.

Koen Wynants

Koen Wynants
Commons Lab opnieuw erkend door Vlaamse Regering — stevige basis voor onze werking tot 2030

We zijn bijzonder trots om te kunnen melden dat Commons Lab opnieuw officieel erkend is door de Vlaamse Regering. Dat betekent dat we ook de komende vijf jaar kunnen rekenen op structurele middelen om ons beleidsplan 2026–2030 verder uit te voeren. Met deze beslissing bevestigt Vlaanderen het belang van onze werking.

Erkenning na grondige doorlichting

Om de vijf jaar worden alle sociaal-culturele organisaties doorgelicht door een onafhankelijke beoordelingscommissie. Op basis van die evaluatie beslist de Vlaamse Regering over nieuwe erkenningen en subsidies. Dit jaar was er bovendien een besparingsoefening binnen de begroting. De toename van subsidies voor de landelijke organisaties die al een erkenning hadden, zoals Commons Lab, worden afgetopt op 3%. Dankzij de erkenning ontvangt Commons Lab in 2026 een subsidie van € 200.418,25.

Dank aan iedereen die dit mogelijk maakte

Deze erkenning is niet enkel een formele bevestiging — ze is ook het resultaat van het dagelijkse werk van onze vrijwilligers, partners, leden, onderzoekers en geëngageerde burgers. Jullie maken het mogelijk om commons zichtbaar, bespreekbaar en realiseerbaar te maken.

Vooruitblik naar de komende jaren

Met een stevige basis in handen bouwen we de komende vijf jaar verder aan:

  • Het informeren van een breder publiek over het commons gedachtengoed,

  • Commons experimenten en praktijken in steden en buurten,

  • een beleid dat ruimte laat voor commons,

  • een sterker commons-ecosysteem in Vlaanderen,

  • toegankelijke kennis en ondersteuning voor burgers die zelf aan de slag willen,

 

We kijken er enorm naar uit om dit traject samen verder te zetten.

 

Dank voor jullie vertrouwen en engagement — op naar de volgende stappen in ons gedeelde verhaal!

 

Koen Wynants
Niet de mensen, maar de context moet veranderen: waarom de nieuwe, Vlaamse verkeerscampagne geen commonsminded beleid is

De nieuwe verkeerscampagne van de Vlaamse Overheid klinkt op het eerste gezicht goedbedoeld. Ze wil ons allemaal wijzen op onze individuele verantwoordelijkheid in het verkeer. “Let wat beter op, wees hoffelijk, denk na.” Het lijkt empathisch, verbindend zelfs. Maar wie wat aandachtiger kijkt, ziet een logica terugkeren: de burger moet zichzelf reguleren, terwijl het systeem dat gevaarlijk gedrag mogelijk maakt vrijwel ongemoeid blijft. Dat is geen commonsminded logica. Dat is de klassieke neoliberale reflex: de overheid houdt de infrastructuur zoals ze is, maar rekent op de burger om zich perfect te gedragen in een imperfect systeem.


Een straat is geen gelijk speelveld – waarom ‘iedereen verantwoordelijk’ geen commons is

De campagne behandelt alle weggebruikers alsof ze zich in dezelfde positie bevinden. Alsof een kind op een step, een fietser met twee kinderen in de bakfiets en een automobilist in een metalen voertuig van anderhalve ton evenveel impact hebben op de veiligheid van anderen. Maar commonsdenken begint net bij het erkennen van asymmetrische verantwoordelijkheid. Wie het grootste gevaar vormt, draagt de zwaarste verantwoordelijkheid.

De realiteit is eenvoudig:

  • een voetganger kan bijna niemand doden;

  • een fietser kan kleine schade veroorzaken;

  • een wagen, zeker bij snelheden boven 30 km/u, verandert elke vergissing in potentieel levensgevaar.

Een campagne die iedereen gelijk aanspreekt, doet exact wat een commons probeert te vermijden: machtsverschillen uitwissen én kwetsbaren mee verantwoordelijk maken voor hun eigen risico’s.


Zelfregulering als beleid: de fout verschuiven van systeem naar mens

We zien dezelfde logica al jaren terugkeren. In plaats van de straten zo in te richten dat fouten opgevangen worden, belooft de overheid ons dat “bewustwording” voldoende zal zijn. Alsof mensen niet moe kunnen zijn, afgeleid, bang, gehaast, verdrietig. De realiteit is dat mensen menselijk gedrag vertonen. En menselijk gedrag is feilbaar. De commonsbril zegt: je moet het systeem zo bouwen dat mensen veilig kunnen zijn, zelfs als ze fouten maken. De Vlaamse campagne zegt: je moet jezelf beter in de hand houden. Dat is niet dezelfde logica. Dat is niet dezelfde wereldvisie.


De context, niet de mens, bepaalt het grootste deel van verkeersveiligheid

Als we écht veiligheid willen, weten we wat werkt. Dat tonen decennia internationale studies:

  • lagere snelheden;

  • veilige infrastructuur;

  • conflictvrije kruispunten;

  • snelheidsbegrenzers in auto’s;

  • straten waar kinderen kunnen spelen zonder doodsangst;

  • handhaving die niet dient om geld op te halen, maar om ruimte veiliger te maken.

En toch wordt ons verteld dat campagnes vol mea culpa’s van ex-bekende Vlamingen, videofragmenten van dronken bestuurders en slogans over hoffelijkheid de kern van het probleem aanpakken. Maar we weten het al dertig jaar. Bewustwording alleen verandert vrijwel niets. De infrastructuur wel. De regels wel. De machtsverhoudingen in de straat wel.


Een echt commonsminded alternatief: zorg inbouwen in het systeem

Een overheid die de weg als commons ziet, kijkt anders. Ze ziet de straat niet als een neutraal decor waarin individuen moeten strijden voor veiligheid, maar als een gedeelde ruimte die bescherming moet bieden aan de zwaksten en grenzen moet stellen aan de sterksten.

Een commonsminded verkeerscampagne zou durven zeggen:

  • “We begrenzen auto’s technisch, omdat niemand zou kunnen doden per ongeluk.”

  • “We verlagen snelheden omdat de straat voor iedereen is, niet alleen voor doorstroming.”

  • “We bouwen conflictvrije kruispunten, zodat voorzichtigheid niet langer een heldendaad is.”

  • “We ontwerpen straten waar kinderen kunnen spelen zonder dat ouders constant hyperalert moeten zijn.”

Dat is geen “pamperen”. Dat is verantwoordelijkheid herverdelen volgens risico, kracht en impact. Dat ís de essentie van commons.

De vraag is simpel: Willen we straten waar fouten dodelijk zijn, of een samenleving die fouten opvangt?

De overheid moet kiezen: blijven moraliseren of echt beschermen

De huidige campagne maskeert een politieke keuze. Ze suggereert dat de burger het probleem is, en dat het systeem in orde is zolang we “maar beter ons best doen”. Maar wie ooit met een fiets door een Vlaamse stad reed, of met kinderen langs een druk kruispunt stond, weet dat dit niet klopt. De context stuurt het gedrag, niet andersom. En zolang de overheid blijft geloven dat campagnes de wereld kunnen veranderen, blijven de meest kwetsbaren in de publieke ruimte onbeschermd.
Commonsminded beleid weet het antwoord. De Vlaamse campagne helaas nog niet.

Koen Wynants

Koen Wynants
De zachte kracht van het samen: macht herdenken vanuit de commons

Er waait een gure wind door de wereld. Oude zekerheden wankelen, geopolitieke spanningen nemen toe en steeds meer stemmen pleiten voor “harde macht”: meer defensie, meer grenzen, meer controle. Het is begrijpelijk — angst roept om bescherming — maar het is ook gevaarlijk. Want macht zonder morele bedding, zonder gemeenschap, verhardt snel.

De vraag is niet langer hoeveel macht we hebben, maar wat we ermee doen — en met wie.

Van macht over naar macht met

Lang hebben we gedacht dat macht iets was dat van bovenaf georganiseerd moest worden: door staten, bedrijven, instituties. Maar macht is in essentie iets relationeels. Ze ontstaat in samenwerking, in vertrouwen, in de manier waarop mensen samen beslissen over wat van hen allemaal is: hun buurt, hun energie, hun voedsel, hun toekomst.

Vanuit de commons — gedeelde hulpbronnen die door burgers samen beheerd worden — leren we dat macht geen wapen is, maar een vermogen. Niet macht over, maar macht met. In die zin zijn commons geen naïeve tegenhanger van realpolitik, maar een radicale verdieping ervan. Ze laten zien dat duurzame veiligheid en veerkracht niet voortkomen uit controle, maar uit verbinding.

De morele kern van macht

De klassieke denkers wisten al dat macht niet enkel materieel is. Deugdzaamheid, plichtsbesef, moed en zelfbeheersing waren de ware bronnen van kracht. Vandaag kunnen we dat inzicht opnieuw actualiseren, maar collectiever invullen.

Deugdzaamheid is niet langer de hoedanigheid van de staatsman, maar van de gemeenschap. Het gaat om het vermogen om te luisteren, verantwoordelijkheid te nemen, te zorgen voor wat ons allen aangaat. Macht zonder die deugdzaamheid wordt hol. Het wordt management zonder betekenis, politiek zonder richting.

In tijden van crisis is het verleidelijk om harder te roepen, meer te willen beheersen. Maar echte kracht ligt in het versterken van het morele weefsel dat ons bij elkaar houdt: vertrouwen, empathie, zorg. Wie zich enkel pantsert, verliest het vermogen om te voelen — en dus ook om te leren.

De kwetsbaarheid als kracht

Commons-initiatieven tonen hoe kwetsbaarheid een bron van kracht kan zijn. Mensen die samen grond beheren, energie opwekken of voedsel delen, ervaren dagelijks dat samenwerking wrijving geeft. Er zijn conflicten, spanningen, uiteenlopende belangen. Maar die spanningen zijn niet het probleem — ze zijn het leerproces zelf.

Door te oefenen met dialoog, door het verschil niet te vermijden maar te omarmen, bouwen gemeenschappen aan relationele veerkracht. Dat is de zachte macht die Europa vandaag broodnodig heeft: een cultuur die niet breekt bij tegenslag, maar buigt en hervormt.

Een nieuwe cultuur van macht

Als macht een commons wordt, verandert alles. Dan gaat het niet meer over “wie beslist”, maar over hoe we beslissen. Niet over “wie de sterkste is”, maar over hoe we samen sterker kunnen worden. Macht wordt dan een gezamenlijke capaciteit: het vermogen om te zorgen, te beschermen, te scheppen.

Dat vraagt om een culturele omslag. Een die voorbijgaat aan de dichotomie tussen hard en zacht, tussen veiligheid en vrijheid, tussen individu en gemeenschap. In een commonsvisie horen die spanningen bij elkaar. We bouwen bescherming door verbinding, we creëren zekerheid door zorg.

Macht als gedeelde verantwoordelijkheid

De echte uitdaging van onze tijd is dus niet of we twee, drie of vijf procent van het BBP aan defensie besteden. De vraag is: investeren we minstens evenveel in de morele infrastructuur die macht draaglijk maakt? In vertrouwen, burgerschap, dialoog en rechtvaardigheid?

De harde macht van de toekomst zal onvermijdelijk ook zacht zijn — niet uit zwakte, maar uit wijsheid. Want wie macht deelt, vermenigvuldigt ze.

We staan als samenleving voor de keuze: blijven we investeren in muren en pantsering, of durven we te investeren in relaties, gemeenschappen, vertrouwen? De geschiedenis leert dat forten ooit instorten. Maar gemeenschappen die leren omgaan met verschil, die zorg dragen voor wat gedeeld is, kunnen eeuwen meegaan.

Koen Wynants

Koen Wynants
We moeten opnieuw leren delen. Waarom de commons de morele infrastructuur van de 21e eeuw vormen

We leven in tijden van oververhitting — van het klimaat, van de markten, van onze eigen hoofden. Achter de vele crisissen (energie, zorg, woning, vertrouwen) schuilt een dieper probleem: we zijn vergeten hoe we iets samen kunnen dragen. Onze samenleving draait op privatisering en competitie, maar niet meer op gemeenschappelijkheid. En precies dat is wat de komende decennia opnieuw uitgevonden moet worden: de commons als morele infrastructuur van de toekomst.

De vergeten dimensie van samenleven

De voorbije vijftig jaar hebben we leren spreken in de taal van ‘individu’ en ‘markt’. We zijn consumenten van alles geworden: van zorg, van energie, van cultuur, zelfs van gemeenschap. Maar de samenleving blijkt geen supermarkt. Ze werkt alleen als we bereid zijn om te delen, te zorgen en te onderhouden — ook zonder onmiddellijk rendement.

De klimaatcrisis toont dat onze huidige logica van groei en bezit letterlijk haar grenzen bereikt. De zorgcrisis toont dat menselijke aandacht niet schaalbaar is. En de democratische crisis toont dat wantrouwen groeit waar mensen geen zeggenschap meer voelen over wat van hen is.

Wat ontbreekt, is niet innovatie of geld, maar infrastructuur van vertrouwen en gezamenlijkheid. Dat is precies wat commons based solutions proberen te herstellen.

Wat zijn commons eigenlijk?

De commons zijn geen utopie, maar een oud principe dat opnieuw relevant wordt. Het zijn middelen en praktijken die gemeenschappelijk beheerd worden, buiten de logica van staat of markt. Denk aan gedeelde tuinen, energiecoöperaties, bibliotheken van spullen, open source software, collectieve zorgpraktijken of coöperatief wonen.

Het belangrijkste aan een commons is niet wat je deelt, maar hoe: door zelforganisatie, gedeelde verantwoordelijkheid en wederkerigheid. Commons zijn plekken waar mensen hun afhankelijkheid niet ontkennen, maar omzetten in kracht.

In die zin vormen ze een moreel alternatief voor de twee dominante systemen die elkaar in evenwicht houden — de markt en de staat. Waar de markt zegt: ‘ieder voor zich’, en de staat zegt: ‘wij zorgen voor u’, zegt de commons: we zorgen samen voor wat ons toebehoort.

De nieuwe morele infrastructuur

De toekomst vraagt niet enkel nieuwe technologie, maar een nieuw ethisch kader. De commons bieden dat: ze oefenen ons opnieuw in gedeeld eigenaarschap, zorg en betrokkenheid. Ze leren ons dat democratie geen stemhokje is, maar een praktijk van onderhouden en delen.

Van stadslandbouw tot open kennisnetwerken — over heel Europa groeit een nieuwe cultuur van doen in vertrouwen. Burgers, kunstenaars, onderzoekers en lokale besturen herontdekken hoe ze samen publieke waarde kunnen scheppen.

En dat is geen nostalgie naar vroeger, maar een radicaal hedendaagse oefening in volwassen burgerschap: leren delen, leren luisteren, leren beheren wat van iedereen is.

De rol van beleid: ondersteunen, niet overnemen

Als we commons ernstig nemen, moeten overheden hun rol herdenken. Niet als eigenaar of uitvoerder, maar als ondersteuner van burgerlijke verbeelding. Steden en regeringen kunnen ruimte, tijd en infrastructuur vrijmaken voor zelfbeheer — in plaats van het voortdurend te professionaliseren of te commercialiseren.

Een beleid dat commons toelaat, erkent dat er tussen de markt en de overheid nog een derde ecosysteem bestaat: het burgerlijk weefsel dat de samenleving samenhoudt. Het vraagt moed van politici om controle te delen, maar het is precies dat wat vandaag ontbreekt: vertrouwen in burgers.

Van crisis naar cultuur

Commons based solutions zijn geen technische oplossingen, maar culturele transities. Ze veranderen niet enkel hoe we produceren of organiseren, maar ook hoe we betekenis geven. Ze brengen een andere manier van kijken naar waarde, succes en groei.

In plaats van winst: zorgzaamheid. In plaats van concurrentie: coöperatie. In plaats van bezit: betrokkenheid.

Als we die cultuur niet herontdekken, blijven we hangen in symptoombestrijding — beleid dat crisis na crisis managet zonder de onderliggende logica te veranderen.

Waarom dit nu moet

De volgende tien jaar worden beslissend: we kunnen doorgaan met het logische einde van de marktmaatschappij — een uitgeputte aarde en een verdeelde mensheid — of we kunnen de omslag maken naar gedeeld beheer van onze bestaansbasis.

De commons zijn geen wondermiddel, maar wel een nieuwe taal van mogelijk samenleven. Een taal waarin vertrouwen, wederkerigheid en collectieve zorg geen luxe zijn, maar de kern van menselijke beschaving.

Tot slot

Misschien is dat de grote opdracht van onze tijd: niet enkel de planeet redden, maar onszelf opnieuw leren verbinden. We moeten opnieuw leren delen — niet uit nostalgie, maar uit noodzaak. Want alleen wat gedeeld wordt, kan blijven bestaan.

Auteur: Koen Wynants

Koen Wynants
Een pleidooi voor 'Commons Based Solutions': Broodnodig in tijden van polarisatie

De term "nature-based solutions" werd voor het eerst geïntroduceerd door de International Union for Conservation of Nature (IUCN) in 2009, in een position paper voor de VN-klimaatonderhandelingen. In dit document werd gepleit voor het opnemen van natuurgebaseerde benaderingen in het mondiale klimaatbeleid. De IUCN definieerde NbS als "acties om natuurlijke of gemodificeerde ecosystemen te beschermen, duurzaam te beheren en te herstellen, die maatschappelijke uitdagingen effectief en adaptief aanpakken, en tegelijkertijd het welzijn van mensen en biodiversiteit ten goede komen"

Sindsdien is het concept verder ontwikkeld en gepromoot door verschillende internationale organisaties, waaronder de Europese Commissie en het Wereld Natuur Fonds (WWF). In Europa zijn NbS inmiddels een belangrijk onderdeel van het beleid en worden ze toegepast in stedelijke planning, waterbeheer, landbouw en natuurbehoud. Ze worden gezien als een manier om veerkrachtige en duurzame gemeenschappen te creëren die in harmonie met de natuur functioneren.

Maar in tijden van polarisatie, sociale ongelijkheid en toenemende politieke en maatschappelijke verdeeldheid, volstaan natuuroplossingen alleen niet. Wat we nodig hebben zijn Commons Based Solutions: oplossingen die niet alleen de natuur, maar ook de sociale structuren van onze samenleving versterken. Commons Based Solutions (CbS) zijn acties en initiatieven die gedeelde hulpbronnen of gemeengoederen – zoals kennis, infrastructuur, stedelijke ruimtes of sociale systemen – beschermen, duurzaam beheren en herstellen, op een manier die maatschappelijke uitdagingen effectief en adaptief aanpakt. Tegelijkertijd bevorderen ze het welzijn van gemeenschappen, versterken sociale cohesie en ondersteunen gedeelde belangen.

Net zoals NbS natuurlijke ecosystemen benutten om problemen zoals overstromingen of biodiversiteitsverlies aan te pakken, richten CbS zich op mensgerichte en sociale commons: collectieven werken samen om stedelijke, digitale of sociale commons te beheren, waarbij eigenaarschap, samenwerking en gedeelde verantwoordelijkheid centraal staan. Het gaat om gedeelde kennis, gedeelde middelen en gedeelde besluitvorming.

Denk aan stedelijke voedselnetwerken, coöperatieve energieprojecten, buurtcollectieven die straten en pleinen vergroenen, of gemeenschappelijke leer- en kennisnetwerken. Deze commons versterken sociale cohesie, maken samenwerking concreet en helpen gemeenschappen veerkrachtig te blijven, juist in een tijd waarin polarisatie dreigt.

Het is tijd om Commons Based Solutions even zichtbaar en belangrijk te maken als Nature Based Solutions. Net zoals we collectieve investeringen in onze natuur doen, moeten we investeren in onze sociale infrastructuur, in de gemeenschappen die samen problemen oplossen, kennis delen en duurzame initiatieven opbouwen. Alleen zo kunnen we steden, regio’s en gemeenschappen veerkrachtig en sociaal duurzaam maken.

Auteur: Koen Wynants

Koen Wynants
We verkennen nieuwe doelgroepen via de Antwerpse Burgerbegroting

Via de burgerbegroting van het district Antwerpen experimenteren we graag met nieuwe thema's en oplossingen. Voor de editie van 2026 hebben we drie projecten bedacht die gelinkt zijn aan nieuwe doelgroepen.

Ten eerste willen we met 'Zorgtuinen van A'  nog meer bestaande samentuinen in het district Antwerpen ondersteunen om een zorgtuin te worden/blijven. Ze krijgen ondersteuning bij het organiseren van activiteiten waarin samen wordt getuinierd met verschillende doelgroepen (OKAN leerlingen, senioren van een rusthuis, buurtbewoners, jongeren in een kwetsbare situatie,…). Deze verschillende activiteiten versterken het welzijn en de gezondheid van de buurtbewoners. Senioren kunnen actief zaaien in verhoogde bedden, delen hun kennis over tuinieren, jongeren zetten zich met hun talenten in in de tuin, nieuwkomers oefenen Nederlands, ….   Commons Lab ziet in de samentuinen mogelijkheden om zorgbehoevende, kwetsbare buren intergenerationeel mee te laten werken met de huidige vrijwilligers. 

Als tweede diende we een voorstel in om een nieuw buurthuis te ontwikkelen op de Sint-Amandussite incl. een gemeenschapskeuken. We willen een warm huis creëren voor/door iedereen, mensen samenbrengen, samen koken en eten. En dat in een superdiverse buurt waar heel veel mensen in bestaansonzekerheid leven.

Met het derde projectvoorstel ‘Wij Zijn Ruimte’ willen we ons richten op allerhande buurtverenigingen en doelgroepen die de weg naar de Burgerbegroting niet vinden, maar toch hun omgeving, straten en pleinen groener willen inrichten en mee willen beheren. Zij worden hierbij optimaal ondersteund.

Hoe mee beslissen?

Inwoners van het district Antwerpen kunnen mee beslissen over welke projecten gerealiseerd mogen worden. Er zijn twee manieren om mee te beslissen. Je mag aan beide vormen meedoen:

·        Online stemmen kan je in je eentje op deze website vanaf dinsdag 2 september tot en met zaterdag 20 september. 

·        Het live Burgerbegrotingfestival vindt plaats op zondag 21 september van 10 tot 17 uur in zaal Horta, Hopland 2, 2000 Antwerpen. Je kan hier inschrijven vanaf dinsdag 2 september.

·        De Burgerbegroting legt de nadruk op beslissingen die in dialoog met andere bewoners genomen worden. Daarom beperken we het gewicht van de individuele online stemmen tot 50% van het geheel. De mensen die offline op het Burgerbegrotingfestival samen met anderen beslissen, krijgen ook 50% van het gewicht. Doordat altijd meer mensen online stemmen, wegen de stemmen op het festival sterker door.

We vragen aan al onze sympathisanten woonachtig in het district om mee reclame te maken en om op zondag 21 september mee te komen stemmen. We hebben dit jaar drie nieuwe commonsexperimenten voorbereid . Hier meer info over onze projectvoorstellen:

·        Zorgtuinen van A: Zorgtuinen van A

·        Wij zijn ruimte: Wij Zijn Ruimte

·        Buurthuis Amandus: Een buurthuis Amandus voor de Seefhoekwijk

Terugblik op een inspirerende AI Lab - avond  in Mol – en een vooruitblik op wat komt

Op 17 juni vond in Mol een nieuw AI Lab-event plaats dat talrijke nieuwsgierige en geëngageerde deelnemers wist te verzamelen. Het was een boeiende avond vol inspiratie, uitwisseling en toekomstgerichte ideeën rond artificiële intelligentie, data en commons.

De agenda bood een gevarieerd programma met sprekers die hun inzichten deelden over AI in het dagelijkse leven, burgerbetrokkenheid en hoe we zorg en data kunnen herdenken als gemeengoed. Het enthousiasme van het publiek was voelbaar – van nieuwsgierige burgers tot lokale beleidsmakers, allen vonden ze hun weg naar deze interactieve sessie.

Wie er niet bij kon zijn (of wie het nog eens wil herbeleven), vindt hier alle relevante links:

Vooruitblik: data mapping en datawandeling eind zomer

We kijken nu al uit naar de volgende workshop die gepland staat tegen het einde van de zomer. Deze sessie zal focussen op het in kaart brengen van persoonlijke data van burgers – hoe worden ze verzameld, gebruikt en hoe kunnen we hier op een bewuste manier mee omgaan? Daarnaast willen we een impactvol maatschappelijk thema selecteren dat zich leent tot een unieke datawandeling door Mol. Een uitnodiging om AI letterlijk en figuurlijk in de publieke ruimte te brengen.

Zin om mee te denken of deel te nemen? Houd dan zeker de kanalen van AI Lab en Commons Lab in de gaten!

Over Commoning als noodzaak en waarom economische groei ‘weird’ is

Reflectie op een werksessie met Graham Boyd – 8 juli, Commons Hub Brussel

Afgelopen dinsdag verzamelden we in de Commons Hub in Brussel voor een boeiende presentatie en werksessie met Graham Boyd, auteur, systeemdenker en bedenker van het FairShare Commons-model. Het werd een dag van diepe inzichten, praktische reflecties en collectief zoeken naar wat het betekent om vandaag échte veerkracht te bouwen – in onze organisaties, ecosystemen én economie door slim samen te werken. Geen theoretische bedoening, maar een dag vol vragen, zoeken en samen denken: hoe kunnen we als netwerken, projecten en commons-initiatieven sterker staan – ook op financieel vlak?








Waarom commoning geen idealisme is, maar gezond verstand

Centraal in de sessie stonden de ideeën van commoning en pooling. Commoning omschrijven wij als Commons Lab meestal zo:

Commoning verwijst naar het proces van gemeenschappelijk beheren, gebruiken en onderhouden van een gemeengoed (common). Het zijn de vrijwillige, coöperatieve en inclusieve praktijken waarbij mensen samenwerken om gedeelde hulpbronnen duurzaam en toegankelijk te houden voor iedereen.

Commoning wordt vaak gezien als iets altruïstisch of idealistisch – "samenwerken voor het grotere goed". Maar Graham maakte op overtuigende wijze duidelijk dat commoning in feite ook past in een een rationele strategie, geboren uit eigenbelang.
Hij gaf het voorbeeld van een dorp van 100 mensen waarin een dodelijk ziekte rondgaat die telkens 1% van de populatie treft. Je kan enkel genezen als iemand anders je komt voeden. In een puur competitief systeem, waarin niemand elkaar helpt of samenwerkt, zouden er op het einde van het jaar slechts 59 mensen overblijven – niet genoeg om voldoende voedsel te produceren voor de overlevers in het volgende jaar.

In die zin is commoning niet gewoon louter “samen delen omdat het goed voelt”, maar eveneens: samen delen omdat het de enige manier is om te blijven bestaan.

Zonder samenwerking en pooling is overleven onmogelijk.

Wat is pooling en waarom is groei ‘weird’?

Een ander belangrijk concept in Graham’s presentatie is pooling: het samenbrengen van middelen – kapitaal, kennis, tijd,... – zodat de risico’s gedeeld worden, en de typische uitkomst (niet de gemiddelde) verbetert. Of anders gezegd: samenwerken is niet gewoon fair, het is slim.

In een klassiek groeimodel verlies je na een reeks transacties bijna altijd aan waarde, ook al lijkt het gemiddelde rendement positief en lineair te groeien. Het verschil tussen dat gemiddelde rendement, waar mensen dollartekens van in de ogen krijgen, en het typische rendement, heet de ergodiciteitsfout. Graham stelt dat permanente lineaire groei dus een absurd uitgangspunt is. Alleen door te poolen kun je het patroon van afwijking van het gemiddelde rendement doorbreken.

Hieronder twee slides van Graham die deze stellingen ook visueel maken:

Voor wie op zoek is naar een iets toegankelijkere uitleg van dit fenomeen, de prachtige simulatie van Marc Elsberg rond de Farmers Fable legt dit zeer bevattelijk uit met mooie illustraties:

Naar de Farmers Fable

Waarom falen we dan nog steeds?

Graham gaf ook een scherp antwoord op een pijnlijke vraag: als we al zo lang weten dat we afstevenen op ecologische en sociale rampspoed, waarom nemen we dan niet de juiste beslissingen?
Zijn antwoord: “The current economic reality makes us stupid.”, maar hoe komt dat dan?

De manier waarop onze structuren vandaag ingericht zijn, onderdrukt onze agency (handelingsvermogen), ontmoedigt samenwerking, en beloont korte termijn winst boven lange termijn veerkracht (cf. portfolio investeringen). Zowel coöperaties als klassieke bedrijven zijn vaak gevangen in deze klassieke westerse systemen die echte regeneratie onmogelijk maken.

Van presentatie naar praktijk

Na de presentatie gingen we aan de slag. In kleine groepen tekenden we de ecosystemen uit waarin we zelf actief zijn. We maakten een ecosysteem-analyse van COMMAAN, een nieuw commonsinitiatief waar we samen met o.a. Klimaan aan bouwen in de regio Mechelen. COMMAAN wil inzetten op collectief eigenaarschap van landbouwgrond voor regeneratieve landbouw.

We brachten alle netwerkpartners in kaart, onderzochten welke resources we al delen of zouden kunnen delen – van grond en materiaal tot kennis en menskracht – en dachten na over hoe we deze slim kunnen poolen om ons initiatief sterker en veerkrachtiger te maken.

We lieten ons daarbij leiden door vragen als:

  • Welke waarde creëren we samen, en hoe zorgen we dat die niet weglekt?

  • Welke regels, praktijken en governance-structuren hebben we nodig om dit duurzaam te beheren?

  • Hoe zorgen we dat ons systeem ook agency ondersteunt: dat mensen kunnen handelen, groeien en verantwoordelijkheid opnemen?

Een economie als een mycelium

Wat naar boven kwam in gesprek en presentatie: de nood aan een economie die zich gedraagt als een levend ecosysteem. Geen logica van winnaars en verliezers, maar van onderlinge afhankelijkheid, dynamiek en regeneratie.

Zoals Graham het verwoordde:

“An economy that fails some will eventually fail all. An economy that fails none will be good for everyone.”

Dat is geen utopie, maar een systeemlogica die werkt in de natuur – en die ook al gewerkt heeft in de menselijke geschiedenis, zoals bij de Hanze-steden in Europa: de handelaars gingen de concurrentie aan in de markt richting klanten toe, maar werkten tegelijk stevig samen bij bijvoorbeeld de bevoorrading en beveiliging om risico's te spreiden. Graham herinnerde ons eraan dat samenwerking niet het tegenovergestelde is van competitie – het is een ander spel, met andere spelregels. Eigenlijk zijn ze ook best verzoenbaar.

Commoning is agency

De dag bracht nog geen pasklare antwoorden, maar wel helderheid over wat er écht toe doet. Als we commons willen doen bloeien, dan moeten we niet enkel anders denken, maar ook anders organiseren. We moeten systemen bouwen die agency voeden – die mensen uitnodigen tot verantwoordelijkheid, tot samenwerking, tot regeneratie.

Tijdens de presentatie kwam de volgende metafoor naar voor over waarom beide elkaar nodig hebben: “De rivierbedding (structuur) en de stroming van de rivier (agency) zijn onafscheidelijk en kunnen een grote impact hebben op elkaar. Een verandering in de bedding kan de stroming doen stilvallen, een teveel aan stroming kan de bedding doen uitslijten. Structuur en agency hebben elkaar nodig in een gezonde balans.”

Binnenkort werken we samen verder in een opvolgsessie rond Governace binnen het FairShares Commons model. Later hierover meer!

Commons zijn essentieel bij het aanpakken van de uitdagingen van de toekomst

Luc Eeckhout was de keynote spreker op het Tuinstraten slotevent in Turnhout op 5 juni 2025. Luc opende het Tuinstraatevent met een krachtige boodschap die ons met de neus op de feiten drukt. Het is al lang vijf voor twaalf. In zijn presentatie bespreekt hij tien principes gebaseerd op ‘regeneratief design’. Hij is groot pleitbezorger om de commons in steden en gemeenten opnieuw te waarderen, activeren en faciliteren.

Het belangrijkste principe is “nature first”, dat Luc als fundamenteel beschouwt: “We moeten de natuur opnieuw erkennen als onmiskenbaar onderdeel van ons leven, in plaats van deze te negeren of te exploiteren. De natuur mag niet langer als bijzaak worden beschouwd. Ze is de basis van alles, van gezondheid tot economie, en moet weer centraal staan in elke stedelijke ontwikkeling.”

Daarnaast pleit hij voor het ontwikkelen van 'multisteden' – steden waarin dorpsstructuren worden hersteld en nabijheid tussen mensen wordt bevorderd. Vlaanderen kan je als één grote multistad, een netwerk van dorpen beschouwen. In dit kader komt ook de term ‘commons’ aan bod, welke Luc ziet als een essentieel concept voor het aanpakken van de uitdagingen van de toekomst. Luc ziet de commons als hét systeem van samenwerking, het delen van middelen en het maken van afspraken onder elkaar.

De commons schieten zowel in Vlaanderen als wereldwijd als paddenstoelen uit de grond. Heel lokaal worden noden door de gemeenschappen opnieuw zelf ingevuld, in de vorm van nieuwe ‘community’ services en producten: collectieve maakateliers, kinderdeelfietsbibs, Community supported agriculture, gereedschapbibs, cohousing, energiecoöperaties, ….  In zijn lezing verwijst Luc ook naar ‘The charter of London National Park City’. Een soort gedeelde visie, engagementsverklaring om allemaal samen van onderuit een gezonde, faire, harmonieuze stad van de toekomst te gaan creëren. De stad als een soort gedeeld Nationaal Park.

Met de dichtbevolkte en sterk verhardde gebieden in Vlaanderen is het geen gemakkelijke taak om gezonde omgevingen te creëren. "We leven met zeer veel mensen hier, dus het is echt niet gemakkelijk om een gezonde omgeving te realiseren," zegt Luc. Het ontwerp van onze dorpen en steden moet flexibel en regeneratief zijn, met de nadruk op het herstellen van wat verloren is en het verbeteren van de leefomgeving.  Het Tuinstratenexperiment beschouwt Luc dan ook niet toevallig als een heel waardevol project.

Download hier de presentatie van Luc op het Tuinstratenevent in de Kempen: Lezing Luc Eeckhout Tuinstraatevent 2025.pdf Binnenkort publiceren we ook nog opnames van de lezing.

Gerelateerde experimenten Commons Lab:

·      Natuurweefselplanning Amandus — Commons Lab

·      Tuinstraten in de Kempen

 

Luc Eeckhout is architect en stedenbouwkundige met een expertise in klimaat- en toekomstbestendig bouwen en klimaatverandering in relatie tot architectuur en stedenbouw. Hij is mede-oprichter van evr-architecten en gastdocent aan de KU Leuven. Hij adviseert steden, gemeenten en organisaties in hun transitie naar meer weerbaarheid voor de toekomst, maar ook in regeneratief bouwen. Regeneratieve ontwikkeling streeft naar expliciete positieve impact op de mens en de planeet, in plaats van 'duurzaamheid', wat in de praktijk vaak een minder slechte of minder vervuilende oplossing is. Aan de KU Leuven doceert Eeckhout de innoverende cursus 'Integraal Regeneratief Ontwerpen'.

Joppe Ruts
Stad Mechelen is gidsstad op vlak van Publiek-collectieve samenwerking

Hoe kunnen overheden en gemeenschap samen werken aan nieuwe, betaalbare en duurzame gemeenschapsvoorzieningen? De stad Mechelen is de gids voor alle steden en gemeenten in Vlaanderen!

Auteurs: Koen Wynants (Commons Lab), Bart Debruyne (Klimaan)

In Vlaanderen is een groeiende beweging van burgercollectieven actief die allerlei gemeenschappelijke voorzieningen willen organiseren. Het burgercollectief Klimaan uit Mechelen bijvoorbeeld. Het is één van de meest succesvolle burgercollectieven in Vlaanderen. Opgestart in 2018 geïnspireerd op Greta Thunbergs call to action. Zij tonen aan dat je als gemeenschap wel degelijk een transitie van onderuit kan versnellen. Ze hebben sinds hun opstart verschillende acties geïnitieerd  onder andere een energiecoöperatie opgericht, het pandschap opgericht dat leegstaande woningen renoveert, een autodeelsysteem,  de fietstaxi Klimavelo,... Deze initiatieven zijn geen bedrijven en ook geen overheid en worden, als democratische zelforganisaties, ook wel ‘commons’ genoemd.

Publiek-collectieve samenwerking

Burgercollectieven zoals Klimaan komen in de praktijk continu in aanraking met de gemeente. De lokale overheid heeft allerlei wetgevende en uitvoerende bevoegdheden, bijvoorbeeld als het gaat om grond, gezondheid of energie. De gemeente heeft dan verschillende mogelijke rollen. Van vergunningverlener tot opdrachtgever, financier, gronduitgever, publiek aandeelhouder en verbinder. Daarbij heeft de gemeente zelf vaak een wettelijke taak in de organisatie en governance van gemeenschapsvoorzieningen. De totstandkoming én de governance van ‘commons’ vraagt om een effectieve samenwerkingsrelatie tussen het burgercollectief en de gemeente als lokale overheid. Dit noemen we publiek-collectieve samenwerking. In veel steden en gemeenten in Vlaanderen  is die samenwerking quasi onbestaande. Niet in Mechelen en Rivierenland!

 

Foto: Onlangs organiseerden Socius en Commons Lab een vormingsdag rond de ondersteuning van burgercollectieven. We nodigden hierbij lokale sleutelspelers uit om hun ervaring en expertise met ons te delen. Onder andere Bart Debruyne van het burgercollectief Klimaan en schepen Calvo bevoegd voor onder andere participatie.

 

Unieke samenwerking in Mechelen en Rivierenland

Klimaan werkt systematisch samen met de stad Mechelen, in bijna al haar ‘dochterondernemingen’. Dankzij de samenwerking met de stad krijgen ze toegang tot publieke daken voor de installatie van zonnepanelen. De stad kan op die manier ook groene stroom gebruiken. De  stad (incl. de naburige gemeenten en andere organisaties) garandeert een minimaal gebruik van deelwagen o.a. door stadspersoneel, zodat Klimaan een netwerk van elektrische deelauto’s kan uitrollen over de stad met beperktere risico’s naar voldoende gebruik van de wagens. De stad ondersteunde ook de opstart van  ‘klimavelo’ dat mensen met mobiliteitsbeperkingen op bestemming brengt voor korte verplaatsingen.  Klimavelo ondersteunde zo ook dat deze minder mobiele mensen tijdens de verkiezingen in het stemhokje geraakten.  Burgercoöperanten van Klimaan hebben in zonnepanelen voor de sociale woonwijk Otterbeek geïnvesteerd.  De stad Mechelen garandeert een vaste prijs voor de te veel geproduceerde energie, zodat Klimaan zonder risico een gegarandeerd vaste en lage prijs onder het sociaal tarief kan bieden aan de sociale huurders van Mechelen.  Burgers krijgen van Klimaan gratis neutraal advies bij hun persoonlijke energievragen, waarbij Mechelen Klimaan per aanvraag financieel ondersteunt zodat deze coaching voor de lokale burgers aangeboden kan worden van burger tot burger.

Telkens neemt Klimaan veel hooi op de vork, doet ze ambitieuze investeringen die onze collectieve gemeenschap ten goede komt, waar veel vrijwilligerswerk in kruipt en waarbij de stad Mechelen een extra steuntje in de rug biedt, enkele risico’s afdekt, of een opstartsubsidie verleent.  Met de wederzijdse steun en geboden leefruimte worden middelen optimaal benut om effectief op de meest optimale manier een sociaal rechtvaardige klimaattransitie te realiseren.

 

Voordelen van commons, coöperaties en publiek-collectieve partnerships

Klimaan richtte in mei 2019 een energiecoöperatie op. Met hun vennootschap realiseren ze investeringsprojecten voor en door burgers en wekken ze zelf lokaal hernieuwbare energie op. Klimaan zet lokale, hernieuwbare zonne- en warmteprojecten op poten. Zo produceren de Klimaaninstallaties ongeveer 3.5 GWh aan elektriciteit per jaar. Daarnaast investeren ze in deelmobiliteit, en rijden er een 40-tal Klimaandeelauto’s door het Rivierenland. De financiering van hun projecten gebeurt met burgerkapitaal. Zo werd ongeveer 2 miljoen Euro aan kapitaal bij ondertussen 1609 burgers opgehaald. In ruil voor hun investering krijgen zij stemrecht in de coöperatie, mede-eigenaarschap van de installaties en delen zij mee in de winst die de coöperatie maakt. Elke burger kan mee investeren door coöperant te worden. De burger kan dus zelf gebruik maken van lokale, duurzame gemeenschapsdiensten en -producten. Meer nog, ze zijn zelf mede-eigenaar. Ze zijn meer betrokken, gaan er meer zorg voor dragen. Wat het geheel veel goedkoper maakt, want het doel van de burgercoöperatie is niet om financiële winst te maken. Integendeel. Klimaan kiest bewust ook om te investeren in sociale wijken, samen te werken met sociale huisvestingsmaatschappijen. Het burgercollectief Klimaan vzw draait al jaren 100% op vrijwilligers. Ze voorzien ondertussen in ongeveer 250 fietsriksjeritten per maand, en Pandschap Rivierenland heeft ongeveer 3miljoen euro aan renovaties gerealiseerd om 71 leegstaande woningen om te toveren in comfortabele sociale woningen.  De toegevoegde waarde is letterlijk en figuurlijk onbetaalbaar.

Slotconclusie

We leven in tijden van besparingen. Allerhande publieke dienstverleningen worden afgebouwd. Heel veel publieke diensten worden geprivatiseerd (en veel minder toegankelijk voor heel veel mensen). Heel veel burgers verliezen hierdoor ook hun band met de overheid, het wederzijds wantrouwen heerst.

Klimaan en de stad/regio Mechelen tonen alle Vlaamse steden en gemeenten, maar ook alle Vlamingen dat het anders kan. Burgers en bestuur creëren en beheren samen enorm veel nieuwe, duurzame, betaalbare gemeenschapsvoorzieningen. Alle Vlaamse steden en gemeenten zouden veel vaker moeten kiezen voor het publiek-collectief partnership.