Langdurig zieken verdienen een zorgzame samenleving

Langdurig zieken verschijnen de laatste jaren vooral in het nieuws wanneer het gaat over controles, strengere opvolging of activeringsprogramma’s. De maatschappelijke reflex is telkens dezelfde: hoe krijgen we mensen sneller opnieuw inzetbaar? Het debat blijft hangen in die enge vraag, alsof de waarde van een mens uitsluitend afhangt van arbeidsprestaties. Daarmee missen we niet alleen wat langdurige ziekte betekent, maar ook welke samenleving we willen zijn.

Wie langdurig ziek wordt, verliest vaak meer dan gezondheid. Er gaat een wereld van zekerheid, ritme en betrokkenheid verloren. Mensen verliezen niet alleen hun inkomen of hun werkplek, maar ook hun sociale rol, de vanzelfsprekende aanwezigheid in een gemeenschap en soms zelfs hun gevoel van eigenwaarde. Het systeem rond hen lijkt vooral ontworpen om te controleren en te corrigeren, niet om te ondersteunen. Alsof je pas opnieuw welkom bent zodra je bewijst dat je weer “normaal” functioneert.

Het wrange is dat langdurige ziekte geen uitzondering is. Kwetsbaarheid is geen probleem van “anderen”, maar onderdeel van het leven zelf. Juist daarom is het zo’n gemiste kans dat we blijven vertrouwen op mechanismen die vertrekken van productiviteit en verdachtmaking, in plaats van te kijken hoe we elkaar als gemeenschap kunnen dragen.

Vanuit commons-denken ontstaat gelukkig een ander verhaal. Daar vertrekken mensen van wat ze samen kunnen maken, en niet van wat ze individueel moeten bewijzen. In commons-initiatieven zien we hoe gedeelde ruimtes, gezamenlijke projecten en collectief beheer van zorg en tijd nieuwe vormen van participatie mogelijk maken. Ze laten zien dat er wél manieren bestaan waarop langdurig zieken opnieuw aansluiting vinden zonder dat hun lichaam of geest onder druk gezet wordt.

In zorgzame tuinen werken mensen mee wanneer het gaat, met taken die meebewegen met hun gezondheid. Er is geen verplichting, geen prestatieverwachting en geen angst om “te weinig” te doen. Het gaat om aanwezigheid, om ritme, om contact. In coöperatieve buurtplekken vinden langdurig zieken soms opnieuw een rol, niet in de vorm van een klassieke job, maar als deel van een gemeenschap die samen organiseert, ontvangt, kookt of zorgt. Er zijn plekken waar ervaringskennis centraal staat, waar mensen met een langdurige aandoening niet worden gezien als last, maar als mede-experts die precies weten wat het betekent om een leven te hertekenen rond chronische kwetsbaarheid. En er zijn gemeenschappelijke woon- of zorgprojecten waar mensen elkaar ondersteunen zonder dat elke vorm van nabijheid vertaald moet worden in een dienstverlening of een zorgcontract.

Wat deze initiatieven verbindt, is dat ze vertrekken van vertrouwen. Ze laten zien dat participatie meer betekent dan werken en dat waarde veel breder is dan economische output. Ze herstellen wat langdurig zieken zo vaak verliezen: de mogelijkheid om mee te doen, op hun manier en in hun tempo. Het is precies dat wat in het dominante beleid ontbreekt. Overheidslogica wordt nog te vaak gestuurd door wantrouwen: de vrees dat iemand misbruik maakt, dat iemand te lang ziek blijft, dat iemand onvoldoende “inspanning” levert. Die logica zorgt ervoor dat mensen zich terugtrekken, zich schamen of zichzelf te veel pushen, met alle gevolgen van dien.

Als we echt willen dat langdurig zieken opnieuw een plek krijgen, moeten we het vertrouwen in hen herstellen. Niet door te controleren of ze genoeg bijdragen, maar door te erkennen dat bijdragen vele vormen kan aannemen. De overheid hoeft commons-initiatieven niet te sturen, maar wel te faciliteren: door ruimte te geven, financiële zuurstof te bieden en regelgeving aan te passen zodat mensen kunnen participeren zonder vrees voor sancties.

Dat geldt ook voor hoe we over waarde spreken. Een samenleving die alleen denkt in termen van productiviteit ziet niet wat er op het spel staat wanneer iemand langdurig ziek wordt. Maar een samenleving die erkent dat kwetsbaarheid deel is van ons mens-zijn, ziet ook dat zorg, tijd, nabijheid en betrokkenheid gedeelde rijkdommen zijn. Het is precies die gedeelde rijkdom die commons-initiatieven versterken. Niet door het systeem te vervangen, maar door een andere manier van samenleven zichtbaar te maken: een manier die mensen niet reduceert tot hun arbeidscapaciteit, maar tot hun menselijkheid.

Langdurig zieken verdienen geen hardere aanpak, maar een samenleving die begrijpt dat zorg geen privilege is, maar een fundament. Dat vraagt een cultuur die minder gericht is op rendement en meer op solidariteit, en een beleid dat durft aansluiten bij wat mensen zelf al bouwen van onderuit.

Wie langdurig ziek wordt, verliest vaak controle. Maar als samenleving mogen we niet het morele kompas verliezen. We kunnen ervoor kiezen om systemen te bouwen die mensen nog verder isoleren, of om structuren te versterken die hen opnieuw verbinden. Commons laten zien hoe het anders kan. Tijd dat het beleid volgt — en eindelijk even zorgzaam wordt als de mensen die het probeert te sturen.

Koen Wynants

Koen Wynants