Commons en Degrowth (Omrijk, De Transformisten)

Wat is commoning? En hoe kun je commons linken aan genoeg of ontgroei? Rond die vragen draaide de Commons Lab workshop op Omrijk

Omrijk workshop commoning door Commons Lab ism Bright Futures en de beek - Foto Sien Verstraeten

Tijdens Omrijk 24-26 juni 2022 in Domein Roosendael organiseerde Commons Lab een workshop over commoning.

Koen Wynants en Elisabeth Hirner van Commons Lab legden uit wat commoning betekent. Dat deden ze samen met commoners Rik Verschueren van Buitenkans en Bright Futures cv (beheerder van gemeenschapsgrond in het hart van het Merode-gebied) en Martine Willems van Voedselcollectief de beek. In een geanimeerd gesprek met de deelnemers aan de workshop zocht Commons Lab ook de link met het kernthema van Omrijk: genoeg.  

Dirk Holemans van denktank Oikos nam deel aan de workshop. Meteen daarna schreef hij een korte reflectie voor de Omrijk gazet

 

COMMONS EN DEGROWTH

Samen de toekomst vormgeven. Een samenleving die goed genoeg is voor iedereen

Door Dirk Holemans

Commons, dat zijn een groep burgers die samen zorgzaam een goed beheren of produceren. Een manier van organiseren die eeuwenoud is, en nu weer overal opduikt. Burgers die een stuk land gezamenlijk beheren, of een energiecoöperatie oprichten omdat ze zelf groene stroom willen produceren, en zorg voor elkaar en de planeet cruciaal vinden.

Degrowth, dat is het inzicht dat een economie niet kan blijven groeien op een eindige planeet, dat we nu al de draagkracht van de planeet overschrijden. Dus is de opdracht om iedereen zicht te geven op een goed leven, terwijl we de doorstroom van energie en materialen in onze samenleving drastisch reduceren. En dat kan met concrete maatregelen: denk aan een kortere werkweek, of aan spullen die dubbel zo lang meegaan zodat we maar de helft aan grondstoffen nodig hebben.

Een degrowth economie vergt een type economische situaties die de behoeften van mensen willen voldoen, in plaats van de huidige bedrijven gefocust op korte termijn winsten en de belangen van de aandeelhouders. Naast de versterking van publieke diensten kunnen commons een cruciale rol spelen in de uitbouw van een degrowth economie. Een sterk voorbeeld zijn energiecoöperatie zoals Ecopower. Zij produceren met eigen windmolens rechtstreeks elektriciteit voor hun coöperanten, zonder dat er veel marktwerking aan te pas komt. En nog straffer: ze informeren en moedigen hun coöperanten concreet aan om zo weinig mogelijk stroom te verbruiken (dat ligt wel even anders bij de klassieke energiebedrijven, die hun aandeelhouders op de beurs tevreden moeten stellen). Zo ligt het doorsnee verbruik van een Ecopower gezin beduidend lager dan een gemiddeld Belgisch gezin. Deze commons-coöperaties investeren bovendien een deel van de winst in de gemeenschap, zodat iedereen er beter van wordt.

Vanzelf zal het niet gaan

Een cruciale bijdrage van commons is dat ze een deel van de economie uit de markt halen. Dat zie je bijvoorbeeld ook in de landbouw met initiatieven als De Landgenoten, die landbouwgrond uit de speculatieve markt halen om die dan ter beschikking te stellen aan bioboeren. Of denk aan wooncoöperaties, die gebouwen uit de crazy woonmarkt halen en hun coöperanten woonzekerheid voor de rest van hun leven tegen een betaalbare prijs garanderen.

In die zin is het eigenlijk niet zo moeilijk om een degrowth economie uit te tekenen. Maar het gaat wel frontaal in tegen de gevestigde belangen en machtsverhoudingen. Dus vanzelf zal het niet gaan - net als in de 19de eeuw komt emancipatie niet vanzelf, maar is het resultaat van sociale strijd die we samen voeren. The time is now.

 

Lees meer 

Na Omrijk schreven Dirk Holemans van denktank Oikos en Koen Wynants van Commons Lab samen een opinie voor Knack magazine over de nieuwe economie die we nodig hebben en de rol die commons daarin kunnen spelen: 'Duurzame tijden vragen andere bedrijven' (gepubliceerd op Knack.be 12 juli 2022)

Goed nieuws: burgers zijn het nieuw type bedrijf voor duurzame tijden al volop aan het installeren

Het besluit:
"De nieuwe economie die we nodig hebben heeft als eerste taak om in de basisbehoeften van iedereen te voldoen, binnen de grenzen van de planeet. Dat vergt een economie die in plaats van steeds meer te produceren en consumptie aan te wakkeren, wil zorg dragen. Dat betekent de leefomgeving herstellen en zorgen dat we onze economie volhoudbaar wordt. Het goede nieuws is dus dat burgers het nieuw type bedrijf voor deze duurzame tijden al volop aan het installeren zijn. Het kan de basis zijn van een echt duurzame economie."

 

Project Omrijk

Omrijk is een initiatief van De Transformisten opgezet in nauwe samenwerking met Commons Lab, Onbetaalbaar, Pulse Transitienetwerk, Sídhe en De Stuyverij; met steun van de Vlaamse overheid.

Omrijk workshop commoning door Commons Lab ism Bright Futures en de beek - Foto Sien Verstraeten

Omrijk workshop commoning door Commons Lab ism Bright Futures en de beek - Foto Sien Verstraeten

Koen Wynants
FINANCIERINGSMODEL VOOR REGENERATIEVE LANDBOUW -LENTELAND

Samen met boeren en burgers start Lenteland regeneratieve boerderijen en maakt de stichting bezit van grond weer onderdeel van de gemeenschap. In dit filmpje leggen ze uit waarom en hoe ze dat doen.

Lenteland heeft ook een eerste regeneratieve boerderij opgestart in Vlaanderen, zie Strackxhoeve – Regeneratieve gemeenschapsboerderij

Deze film werd gemaakt door Rik van der Linden van FirmaFilm. De tekeningen zijn van Bord&Stift.

Koen Wynants
Duurzame tijden vragen andere bedrijven (opiniestuk Dirk Holemans & Koen Wynants, Knack)

De nieuwe economie die we nodig hebben heeft als eerste taak om in de basisbehoeften van iedereen te voldoen, binnen de grenzen van de planeet’, schrijven Dirk Holemans van Oikos en Koen Wynants van Commons Lab. ‘Dat vergt een economie die in plaats van steeds meer te produceren en consumptie aan te wakkeren, wil zorg dragen.’

Lees het volledige opiniestuk via de website van Knack

Dit opiniestuk kwam tot stand tijdens en na het Omrijk Festival.

‘De nieuwe economie die we nodig hebben heeft als eerste taak om in de basisbehoeften van iedereen te voldoen, binnen de grenzen van de planeet’, schrijven Dirk Holemans van Oikos en Koen Wynants van Commons Lab. ‘Dat vergt een economie die in plaats van steeds meer te produceren en consumptie aan te wakkeren, wil zorg dragen.’

Het is een inzicht dat we niet langer kunnen negeren: de economie kan niet blijven groeien op een eindige planeet. Die illusie van oneindige groei heeft ons gebracht in de huidige instabiele, gevaarlijke situatie: we hebben de natuurlijke processen ontwricht die zorgden voor een stabiel levensklimaat, met gematigde temperaturen, zuiver water, enz. Dat de draagkracht van de aarde overschreden is, zien we nu elke dag met wereldwijd steeds meer hittegolven, bosbranden, orkanen en overstromingen.

Maar Welvaart zonder Groei, zoals de Britse denker Tim Jackson het al meer dan tien jaar geleden omschreef in zijn bestseller, is voor veel economen en opiniemakers nog altijd moeilijk denkbaar, want het staat haaks op het dominante denken.  Maar ontgroeien (ook wel omschreven als degrowth) is net wat we nodig hebben voor een leefbare toekomst. Het is een positieve toekomstvisie, die ernaar streeft de doorstroom van energie en materialen drastisch reduceren, terwijl we net iedereen op aarde zicht kunnen geven op een goed leven. Misschien ligt de grootste bron van weerstand tegen deze toekomst wel dat het frontaal ingaat tegen de gevestigde belangen en machtsverhoudingen.

Een ontgroei-economie vergt een type economische instituties dat zich als doel stelt de behoeften van mensen te willen voldoen, in plaats van de huidige bedrijven met hun focus op kortetermijnwinsten en de belangen van de aandeelhouders. Dat vergt een grondig herdenken van hoe we de samenleving organiseren.

Een eerste herijking is de herwaardering van publieke diensten, zoals het openbaar vervoer, om te komen tot een duurzaam mobiliteitssysteem. Maar ook burgers die zichzelf organiseren in zogenaamde commons kunnen een cruciale rol spelen in de uitbouw van een toekomstgerichte economie. Commons, dat zijn een groep burgers die samen zorgzaam een goed beheren of produceren. Een manier van organiseren die eeuwenoud is, en nu terug overal opduikt. Denk aan burgers die een stuk land gezamenlijk beheren, samen een co-housing project realiseren, of een energiecoöperatie oprichten omdat ze zelf groene stroom willen produceren, en telkens hierbij zorg voor elkaar en de planeet cruciaal vinden.

Een sterk voorbeeld zijn energiecoöperaties zoals Ecopower. Zij produceren voor het grootste deel met eigen windmolens rechtstreeks elektriciteit voor hun coöperanten, zodat ze weinig afhankelijk zijn van de grillen van de energiemarkt. En nog straffer: ze informeren en moedigen concreet hun coöperanten aan om zo weinig mogelijk stroom te verbruiken. Dat ligt wel even anders bij de klassieke energiebedrijven, die zoveel mogelijk stroom wille verkopen om hun aandeelhouders op de beurs tevreden te stellen.

Zo ligt het doorsnee verbruik van een Ecopower gezin beduidend lager van een gemiddeld Belgisch gezin (gemiddeld 2000 kWh, het Vlaamse gemiddelde is 3500). Deze commons-coöperaties investeren bovendien een deel van de winst in de lokale gemeenschap. In plaats van de dominante extractieve economie – die de geproduceerde meerwaarde uit een plek of gemeenschap weghaalt – is er sprake van een generatieve economie, die verschillende vormen van meerwaarde voor de gemeenschap genereert.

Een cruciale bijdrage van commons is dat ze een deel van de economie uit de markt halen. Dat zie je bijvoorbeeld ook in de landbouw met initiatieven als De Landgenoten, die landbouwgrond uit de speculatieve markt halen om die dan ter beschikking te stellen aan bioboeren. Deze laatste investeren namelijk jaar na jaar heel veel tijd en energie in het verbeteren van de bodemkwaliteit. Het is dan ook cruciaal dat die verzorgde grond niet terug in handen komt van de agro-industrie. Of denk aan het voorbeeld van wooncoöperaties, die gebouwen uit de crazy woonmarkt halen en hun coöperanten woonzekerheid voor de rest van hun leven tegen een betaalbare prijs garanderen.

Het goede nieuws van deze waaier aan voorbeelden is dat die toont dat we al beschikken over het nieuwe type bedrijven, dat we nodig hebben om een economie uit te bouwen die terug past binnen de grenzen van de planeet. En als burgers ze zelf meer en meer vormgeven, dan is de vraag de politici steevast stellen – is er wel draagvlak? – meteen positief beantwoord. Commons die meestal opgericht worden in de vorm van ethische coöperaties – met onder meer interne democratische besluitvorming en een begrenzing van winstuitkering – kunnen de basis vormen van de herstructurering van hele economische sectoren. Overheden kunnen deze omslag ondersteunen, door bedrijven uit de generatieve economie fiscaal te ondersteunen. Dat zou ook een logische keuze zijn, want deze bedrijven leveren op verschillende wijze een meerwaarde voor de samenleving.

Uiteraard vergt dit alles ook een culturele omslag, niet in het minst in het economisch denken en hoe dat doorwerkt in de samenleving. Het dominante economisch denken wordt al decennialang gedomineerd door neoliberale dogma’s, zoals de stelling van Milton Friedman, die in de jaren 1970 schreef dat de sociale verantwoordelijkheid van bedrijven er enkel in bestaat om meer winst te maken. Ondertussen, met ecosystemen die op instorten staan, extreme hittegolven en een gierende ongelijkheid, weten we wel beter. De nieuwe economie die we nodig hebben heeft als eerste taak om in de basisbehoeften van iedereen te voldoen, binnen de grenzen van de planeet. Dat vergt een economie die in plaats van steeds meer te produceren en consumptie aan te wakkeren, wil zorg dragen. Dat betekent de leefomgeving herstellen en zorgen dat we onze economie volhoudbaar wordt. Het goede nieuws is dus dat burgers het nieuw type bedrijf voor deze duurzame tijden al volop aan het installeren zijn. Het kan de basis zijn van een echt duurzame economie.

Dirk Holemans is coördinator van Denktank Oikos.

Koen Wynants is coördinator van Commons Lab.

Koen Wynants
Wijkgericht werken met Commonsinsteek – ‘de wijk als een common’

Als Commons Lab krijgen we regelmatig vragen van zowel actieve burgers, mensen die bij de overheid werken over wijkgericht werken. Vandaar dat we een blogje schreven met enkele concrete tips. Het is gebaseerd op onze eigen praktijkexperimenten, met name het traject ‘Klimaatrobuust Sint-Andries (2017-…) en allerhande wijkexperimenten uit Antwerpen-Noord. Het eerste traject werd aanvankelijk ‘top down’ georganiseerd, vanuit een vraag van de stad Antwerpen. De wijkexperimenten in Antwerpen-Noord worden bijna allemaal bottom-up georganiseerd. Het doel van onze wijkgerichte aanpak is ecologische, sociale, economische en democratische duurzaamheid op wijkniveau. 

Stap 1: Verander eerst van mindset: beschouw de wijk als een common

Een eerste belangrijke stap is om met z’n allen (burgers, ambtenaren, politici, ondernemers, …) op een andere manier naar een wijk te kijken: de wijk als een common te gaan benaderen. Als een afgebakende bron van goederen en diensten die de inwoners allemaal delen. Als inwoners hebben we een cruciale, actieve rol in het beheer van een wijk. De wijk is als het ware van haar inwoners. De Overheid moet die actieve beheerrol ook respecteren, dwz ook een zekere autonomie van de wijk om over een aantal zaken zelf te beslissen. We zien de Overheid vooral als de partner van het wijkcollectief.  Gedurende gans het traject moet er een open dialoog zijn tussen bewoners, ondernemers en de overheid over de verschillende rollen, de onderlinge complementariteit (‘subsidiariteit’) en de onderlinge samenwerking.

De term commons of “gemeengoed” omvat een veelheid aan goederen of hulpbronnen die gaan van de meest tastbare, bijvoorbeeld water, tot de meest virtuele, zoals open source software, met daartussenin bijvoorbeeld een netwerk om fietsen te delen. Ze worden gekenmerkt door een diversiteit aan productiewijzen en beheersvormen waar de gemeenschap voor instaat.

De wijk als een common benaderen heeft wel degelijk implicaties:

  • Essentieel is dat de common collectieve actie teweegbrengt die uitgaat van een gemeenschap of een netwerk van burgers.

  • De gebruikers van de common, in dit geval de wijkbewoners, beslissen tegelijk mee over de productie- en beheerswijze ervan.

  • Als uitgangspunt stellen we dat burgerparticipatie gelijk is met burgermacht: als participatie niet resulteert in een andere machtsverdeling tussen wie heeft en wie niet heeft, is het geen echte participatie.

  • Iedereen heeft recht op de wijk, het recht om (een stukje wijk) toe te eigenen en collectief te gaan beheren, te gaan te ‘commonen’: een gebouw, een straat, een plein, een dak, …

Een divers samengestelde wijkteam dat focust op concrete collectieve actie, collectieve experimenten, verbinding tussen diverse initiatieven en actoren, kan de motor van de commons transitie op wijkniveau zijn.

 

Stap 2: Mapping

Een tweede stap is om een aantal zaken in kaart te brengen, om de wijk 100% te begrijpen:

·        Socio-economische gegevens: wat zijn de sociale uitdagingen in de wijk?

·        Gegevens mbt ruimte, stadsontwikkeling, mobiliteit, …? Wat zijn de fysieke uitdagingen van de wijk?

·        Historische gegevens over de geschiedenis van de wijk, typische kenmerken.

·        Veelheid aan goederen of hulpbronnen in de wijk, die gaan van de meest tastbare, bijvoorbeeld water, tot de meest virtuele, zoals open source software, met daartussenin bijvoorbeeld een wijknetwerk om fietsen/auto’s te delen.

·        De sociale noden van de wijk volgens de wijkbewoners zelf

·        Sleutelfiguren: burgers, ambtenaren, sociale organisaties, interculturele zelforganisaties, …

·        Interessante plekken in de wijk met een bepaald potentieel

Burgeronderzoek in de Kammenstraat in Antwerpen (burgercollectief Antwerpenize)

Wij doen dit graag via informele gesprekken op straten en pleinen zelf en/of tijdens informele interactieve workshops. Huiskamers zijn ook ideaal om heel informeel samen te werken. We gebruiken nog graag fysiek kaartmateriaal, eerder klassieke tools. Soms gaan we gericht ook informatie verzamelen door bvb. verkeer te tellen. Tijdens het mappen kan je heel wat zaken met de mensen uit de wijk al analyseren.

Alles wordt gedocumenteerd en online gedeeld via een website, via Fb, … Iedereen kan het ganse proces continu volgen. Je kan ook alles uitstallen in een bewonerslokaal, of in de bib.

 

Stap 3: Op inspiratiebezoek

De ‘dilemma’s’ die er in het systeem en in onze hoofden zitten, moeten we gaan opheffen. Het is tijd voor inspiratie; gerichte inspiratie van buitenaf. Door te kijken, te ontmoeten en zelf te ervaren ontstaan er in deze fase van ons proces heel veel doorleefde inzichten en ideeën. We verzamelen in deze fase de nieuwe zaadjes voor onze toekomstige groei. Als Commons Lab organiseren we heel regelmatig inspiratietours in Antwerpen. Maar ook gericht gaan we regelmatig op bezoek bij heel concrete commonsinitiatieven.

Op inspiratietoer in de Brugse Poort te Gent (ism De Koer): de coöperatieve buurtwinkel ‘Akker en ambacht’

 

Stap 4: Droom de wijk

Droomdag Klimaatrobuust Sint-Andries

We hebben de uitdagingen voor de wijk in kaart gebracht. We hebben nu samen gevoeld hoe we een wijk commonsgericht kunnen transformeren. In de volgende stap zetten we de eerste stap om onze dromen voor de wijk te formuleren. Samen met diverse buurtbewoners, diensten, ondernemers, experts, …

Een energiecoöperatie in de wijk. Een coöperatieve sociale buurtsupermarkt. Een gemeenschapstuin die de ganse wijk voedt. Een eigen warmtenet. Een eigen wijkkrant. Welke uitdagingen willen we hoe aanpakken? Belangrijk is om bij aanvang groot te dromen. We maken hier gebruik van inspirerend beeldmateriaal.  Voor alle duidelijkheid, dit is geen breed gedragen visie waarover consensus moet worden bereikt. De focus ligt op concrete actie, het dromen moet mensen goesting geven. De dromen mogen ‘conflict’ uitlokken.

 

Stap 5: Experimenteer en leer samen al doende

Begin kleinschalig en evt. tijdelijk. Maar begin vooral asap met de uitvoering/realisatie van ideeën. Bewoners, maar ook ondernemers, stedelijke diensten, ... Grote dromen kunnen meestal omgezet worden in concrete, kleine interventies. Vaak prototypes. Je kan heel goedkoop en snel bepaalde diensten of producten gaan uittesten. Meestal zijn er overal wel ergens de nodige middelen te vinden.

Belangrijk is om alles goed te observeren; welke interactie levert een experiment op. Ontstaat er een conflict? Hoe? En let vooral op wie ook interesse en goesting toont, identificeer de medestanders.

 

Stap 6: Leer en ontwikkel samen door

We beschouwen de wijk als een veilige, dynamische en coöperatieve leeromgeving waar vrij geëxperimenteerd en ervaringsgericht geleerd kan worden. Bij coöperatief leren gaat het om de samenwerking tussen de sterkere en de zwakkere. Dit wordt gestimuleerd door coöperatieve werkvormen, waarbij in heterogene groepjes gewerkt wordt. De deelnemers discussiëren samen, ze geven elkaar uitleg en informatie en vullen elkaar aan. Zij zoeken samen naar een oplossing en helpen elkaar.

We vinden het cruciaal op verschillende niveaus en bij de verschillende fasen te leren van het proces en van elkaar. We willen ruimte inbouwen om bijkomend na te denken over welke nieuwe ontwikkelingen we nodig hebben om dit concrete, eerste proces van wijkontwikkeling vooruit te helpen. Na de eerste generatie experimenten volgen meestal logische vervolgprocessen. Heel vaak kan je dat op voorhand niet vast leggen.   

Mislukken kan in een experiment nooit, tenzij je niets bijleert.

 

Stap 7: Slim verbinden

Bron: R-urban

Je kan deze cyclus meermaals herhalen. Als wijkregisseur/wijkraad evolueert ook je rol. Eénmaal de bal aan het rollen is in de wijk, is het belangrijk om goed te observeren wie overal waar mee bezig is en slimme verbindingen te leggen binnen de wijk. Bepaalde initiatieven stimuleren samenwerking in de wijk. Een wijkkrant bvb. is ideaal om initiatieven en pioniers bekender te maken. Het afval van het ene initiatief is misschien de grondstof voor het andere. Een soort ‘boundaryworker’, een enthousiaste spin in het web, binnen een veelheid aan initiatieven vanuit burgers, overheid, bedrijven en kennisinstellingen, is cruciaal. Die rol kan zowel door een ambtenaar, maar evenzeer een burger(collectief) opgenomen worden.

 

Interessante links:

 

Koen Wynants
Geen expresweg aan de Antwerpse kaaien #kaailink

Burgercollectief KaaiLink stuurde een open brief naar het stadsbestuur en de leden van de gemeenteraad over de heraanleg van het centrale deel van de Scheldekaaien. Het stadsbestuur verzwijgt de plannen voor een open sleuf voor autoverkeer ter hoogte van het historisch centrum en duldt geen inspraak hierover.
Onze open brief vind je hier: https://drive.google.com/file/d/1pCjpObALIchHBeOe-VvgM5mSWARf0DQE/view?usp=sharing

Waarom een open sleuf voor autoverkeer in het historisch centrum geen goed idee is?
- Een sleuf zorgt voor extra doorgaand verkeer waardoor de kaaien over de hele lengte een expresweg worden. Doorgaand verkeer hoort niet thuis in het historisch centrum van de stad.
- De hellingen en extra drukke expresweg voor en na de sleuf worden een barrière, een put tussen woonwijken en Scheldekaaien
- Naast de tunnelsleuf komt een bovengrondse rijbaan voor uitzonderlijk verkeer (een ventweg) en langs gevels nog één voor lokale toegang naar de garages en de Suikerrui. Hierdoor blijft uiteindelijk amper ruimte over voor wandelaars of gezellige terrasjes
- Er zit veel waardevol archeologisch materiaal in de bodem in het historisch centrum. Hier graaf je niet zomaar een sleuf

Steun de oproep tot inspraak en blijf op de hoogte door je e-mailadres hier achter te laten.

Koen Wynants
Drie vormen van participatie en democratie

Tijdens het Symposium ‘The future of culture is common’ werd het boek ‘The rise of the common city - On the culture of commoning’ voor gesteld. De resultaten van een jarenlang onderzoek naar commons, kunst en cultuur. We vonden dit binnen Commons Lab super boeiend. Het Culture Commons Quest Office traceerde tijdens haar onderzoek drie vormen van participatie die binnen de politieke wetenschap en de politieke filosofie kunnen worden getraceerd. We vertalen en bewerken hier een stukje uit het boek. We willen die graag delen om hierover met mensen van gedachten te wisselen. Later willen we hier mee aan de slag gaan: projecten/experimenten herdenken volgens dit theoretisch kader.

De representatieve democratie

De eerste vorm van democratie is de bekende representatieve democratie. Deze vorm van politieke participatie deed zich voor in de nog jonge natiestaten in de negentiende eeuw, samen met de politieke emancipatie van de bourgeoisie. Het past dus goed in de liberale filosofie die het individu centraal stelt. Dit systeem is gebaseerd op de vertegenwoordiging van het volk door middel van verkiezingen die om de vier of vijf jaar worden gehouden. In een dergelijke democratische orde dient een cultuurbeleid enerzijds om de identiteit en de legitimiteit van de natiestaat te versterken. Het doet dat met nationale musea, theaters, bibliotheken, en een officiële nationale taal, standbeelden en schilderijen van nationale helden, en evenementen die de natiestaat een historisch fundament geven - kortom, de nationale canon. 

De deliberatieve democratie

Tegen het einde van de jaren zestig gingen arbeiders, kunstenaars en studenten de straat op om de democratisering te eisen van al te starre en al te hiërarchische staatsinstellingen en andere instituten (parlement, universiteit, musea). Debatten, discussies en onderhandelingen waren de basis ingrediënten van deze tweede participatiegolf, die ook wel deliberatieve democratie wordt genoemd. Sterk beïnvloed door Jürgen Habermas' "communicatieve actie" (Habermas, 1981) en zijn analyse van het ontstaan van de publieke ruimte (Habermas, 1962), gaat deze vorm van democratie ervan uit dat consensus kan worden bereikt op basis van debat en rationele argumenten. Terwijl in een representatieve democratie de burgerstrijd zich concentreert op de kwantitatieve stem (het aantal stemmen is wat telt), gaat het in een deliberatieve democratie om de kwaliteit van die stem (wat telt is wat men zegt). Zo verschuift de aandacht van de politieke democratie naar de culturele democratie. Net als een representatieve democratie kent ook een deliberatieve democratie haar uitsluitingsmechanismen. De rellen met zogenaamd 'willekeurig geweld' die sinds de jaren negentig in Amerikaanse en Europese steden uitbraken, worden vaak uitgelegd als een reactie op deze uitsluitingsmechanismen. Tot en met de Occupy-beweging worden deze protesten door zowel politici als mainstream media vaak als 'willekeurig' of 'zinloos' gezien, ofwel omdat de 'relschoppers' simpelweg geen politieke eisen stellen, ofwel omdat deze eisen niet eenduidig begrepen kunnen worden (zoals in het geval van de Indignados). Dergelijke uitbarstingen kunnen echter worden gezien als symptomen van het feit dat - zowel in een representatieve als in een deliberatieve democratie - bepaalde segmenten van de bevolking niet worden gehoord. Dit zijn in de eerste plaats groepen met weinig opleiding, of immigranten die de landstaal niet spreken of niet de "juiste" (d.w.z. blanke, middenklasse) woordenschat gebruiken. Het is een van de redenen waarom politieke filosofen en sociologen als Chantal Mouffe, Ernesto Laclau, Jacques Rancière en Manuel Castells wijzen op het civiele en politieke belang van affecties en emoties voor een democratie.

De agonistische democratie

Dit brengt ons bij een derde vorm van participatie, die we, geïnspireerd door Mouffe, 'agonistisch' noemen. Een agonistische democratie gaat ervan uit - in de lijn van Oliver Marchart - dat democratische politiek 'postfundamenteel' is. Dit betekent dat er geen fundament is voor de macht, zoals God dat is in een theocratie of de meerderheid in een representatieve democratie, of een ratio in een deliberatieve democratie. Er kan in een democratie consensus bestaan over wie aan de macht kan zijn en hoe die macht kan worden verkregen, maar een agonistisch model gaat ervan uit dat deze consensus het product is van hegemonie. Dit betekent dat de bereikte consensus altijd die is van een specifieke, bevoorrechte groep die de controle over de macht in een samenleving heeft verkregen. Door te suggereren dat deze consensus niet die van een bepaalde machtsfractie is, maar van de samenleving als geheel, worden de meningen en culturen van ondergeschikte groepen en andere vermeende minderheden verdoezeld en buitengesloten. Een agonistische democratie gaat er nu van uit dat consensus nooit voor de hele samenleving geldt en dus altijd kan worden aangevochten. Met andere woorden, dissensus is altijd mogelijk. Kenmerkend voor de burgerstrijd na deze 'affectieve wending' is dat deze gericht is op doen, op presteren. Een agonistisch politiek model gaat ervan uit dat er naast de stem - kwantitatief of kwalitatief - ook andere vormen van democratische participatie bestaan. Democratie beperkt zich dus niet tot een goed debat in de openbare of burgerlijke ruimte, maar vertaalt zich in handelen in de civiele ruimte. En het is precies hier dat de commons opnieuw een cruciale rol beginnen spelen. Een agonistische politiek zal in de eerste plaats de voorwaarden scheppen (cf. Rancière) om (nu nog) onzichtbare, onhoorbare en onzegbare democratische eisen zichtbaar en hoorbaar te maken. 

Commons politiek

Een van de eisen en praktijken die de afgelopen dertig jaar onzichtbaar zijn gebleven, en ook zijn onderdrukt en verdrukt, zijn die van de commons. Commoning is in feite een vorm van participatie waarbij commoners vorm geven aan hun (sociale) omgeving door collectief zelfbeheer van hulpbronnen. Om dit te bereiken, gebruiken de commoners competenties die zowel in een deliberatieve als in een agonistische democratie vereist zijn. Naast het 'doen'; bijvoorbeeld het opzetten van een organisatie, een blog, een platform, of het ontwikkelen van regels, vindt er veel discussie en onderhandeling plaats (in allerhande vergaderingen), tussen de commoners onderling. Hoewel de burgers af en toe stemmen om tot een besluit te komen (vertegenwoordiging), ligt de nadruk op overleg en agonistiek. Vooral de ontwikkeling van commonsinitiatieven berust op dit participatieve model. Commonsgerichte praktijken ontwikkelen zich met name op terreinen waar overheden geen belangstelling voor tonen of waar zij in gebreke blijven en waar marktpartijen geen of nog geen winstpotentieel zien. Deze derde ruimte, naast staat en markt is die van het burgerinitiatief waar burgers het heft in eigen handen nemen. En, volgens Castells vinden dergelijke burgeracties hun oorsprong in emoties (Castells, 2015). Ook passies genereren de energie en de drive voor dergelijke acties.

Willen commonspraktijken zich duurzaam kunnen ontwikkelen, dan moeten er regels, beheersvormen en structuren worden ontwikkeld. Een commons politiek betekent dan 1) het eens worden over regels voor het collectieve zelfbeheer van hulpbronnen, 2) het ontwerpen van strategieën om de commons te vrijwaren van inmenging door de overheid of de markt en om een uitbreiding van het gemeengoed te realiseren, waardoor 3) uitwisseling en gemeenschapsbanden op alternatieve manieren worden ontwikkeld. Volgens Pascal Gielen en Hanka Otten vormt cultuur, in antropologische zin als de bron van "betekenisgeving aan zichzelf en aan  de samenleving waarin mensen leven', de basis voor deze commons politiek.

Waar zowel het communisme als het (neo)liberalisme de economie als het fundament van de samenleving beschouwen, beschouwt het zogenaamde 'commonisme' de economie, politiek maar ook ecologie als de uitkomst van processen van betekenisgeving. Daarom is het commonisme in staat alternatieve vormen van economie, politiek en samenleven in bredere zin voor te stellen, op basis van cultuur. In de hieronder besproken gevallen zien we kunst en cultuur dan ook  als kritische bondgenoten die een democratie en in bredere zin een samenleving beïnvloeden, voornamelijk door middel van deliberatieve en agonistische participatie. Met andere woorden, kunstenaars en culturele organisaties verhouden zich tot de drie geschetste vormen van participatie, die, laten we duidelijk zijn, naast en met elkaar kunnen  naast en met elkaar in een democratie kunnen bestaan, zij het met wisselende spanningsvelden.

Hoe zij dit precies (kunnen) doen, zullen we later proberen te verduidelijken aan de hand van casestudies waarin wij als Commons Lab proberen verandering te brengen in het beheer van gemeenschappelijke hulpbronnen door het stadsbestuur of marktpartijen te veranderen in een beheer volgens gemeenschappelijke principes.

 

Bron: Volont, L., Lijster, T., & Gielen, P. (Eds.) (2022). The Rise of the Common City: On the Culture of Commoning. ASP. https://doi.org/10.46944/9789461173492

Koen Wynants
'The Future of Culture is Common': some impressions

The Culture Commons Quest Office (CCQO, University of Antwerp) organized a three day conference (1 - 3 June 2022) on Commoning Cultural Activism, Aesthetics, Organization and Policy. CCQO is an interdisciplinary research team led by prof. Pascal Gielen, that has been working on these topics between 2016 and 2021. Since January 2022 Pascal and CCQO share their office with Commons Lab. An experiment to explore new collaboration between commoners and knowledge institutions. 

THE FUTURE OF CULTURE IS COMMON

 

The conference was structured on the basis of four thematic clusters: organization, (cultural) activism, policy, and aesthetics. In keynote lectures, debates, and workshops we  addressed the following questions:  

How can artists and other cultural professionals organize themselves more independently from governments and markets? Can the framework of the commons help to fight the precarious conditions of the contemporary cultural sector? Does ‘commoning’ entail a different relation of artists to audiences, and to one another? 

What strategies do activists use to struggle for a space between or beyond market and state, and how do they use art and culture to appropriate ground, making it common again? 

How could a governmental policy relate to cultural commoners, and how do topdown and grassroot initiatives be aligned? 

And finally, do cultural communing practices have different artistic and aesthetic demands and expressions than cultural production from the official (subsidized) institutions or commercialized art? 

 

The kick-off meeting was a roundtable on the CCQO research. Followed by the book launch of ‘Rise of the Common City’, a volume that looks at cultural communing practices in urban environments, which contains contributions by CCQO researchers and affiliated scholars. Day 2 and 3 were structured with mornings’ keynote lectures on the thematic clusters, followed by open conversations and debates with both presenters. In the afternoon, there were blocks of parallel workshop sessions, in which we deepened our knowledge of the themes and exchange thoughts and practices. Commons Lab contributed to the conference by organizing a bike tour for the participants through commonsinitiatives in Antwerp. We also facilitated the ‘conference dinner’ at a food collective, ‘De Beek’. To make it also a sort of a ‘commons experience’.  

 

Lessons learned 

There are many interpretations of the concept of commons. At this conference we ‘rediscovered’ another perspective/approach. More focus on the culture and patterns of commoning. Commons as an ideology (‘commonism’). Commoning is all about mindsets and culture. At the same time it’s also about institutionalizing.  

 

“Culture is always the result of creating, sharing and teaching, remixing, reappropriating, interpretating and critiquing. Even the most ‘autonomous’ artists use forms or languages that were passed over to them. One might also say: culture is a ‘common’, that is, a source of value that is produced and governed by everyone, and that therefore can never be the exclusive property or product of anyone.”  - CCQO

 

We really enjoyed the Keynote ‘Common-Based Cultural Policy: leaning on three forms of democracy’ with guest lecturer Pascal Gielen, CCQO Director. The CCQO team detected three forms of participation that can be traced within political science and political philosophy: REPRESENTATION, DELIBERATION, AND AGONISM. Underneath you an find some interesting snippets from the according article ‘Capture in fiction? The art of commoning urban space’ by Hanka Otte & Pascal Gielen (The rise of the common city). 

 Further action/collaboration 

The future of culture will be common or there will be no culture at all. Both CCQO and Commons Lab believe in new collaboration, also between commoners and knowledge institutions.  

  • The CCQO and Commons Lab will collaborate to organize another ‘Assembly’ on this topic later this year 

  • Commons Lab will contribute to further research on this topic by sharing our knowledge of commons practitioners, our community of practice, …  

  •  Commons Lab will ‘translate’ some of the academic knowledge to make it more accessible for commoners, ngo’s, … 

REPRESENTATION, DELIBERATION, AND AGONISM

From: Otte & Gielen, ‘Captured in fiction? The art of commoning Urban Space’, The rise of the common city, 2022

“The CCQO team detected three forms of participation that can be traced within political science and political philosophy. The first one is the well-known representative democracy. This type of political participation occurred in still young nation states in the nineteenth century, together with the political emancipation of the bourgeois. It therefore fits well into the liberal philosophy that places the individual at its centre. This system is founded on the representation of the people through elections that are held every four or five years. In such a democratic order, a cultural policy on one hand serves to strengthen the identity and legitimacy of the nation state. It does so with national museums, theatres, libraries, and an official national language, statues and paintings of national heroes, and events that give the nation state historical foundation – in short, the national canon.  

By the end of the 1960s, workers, artists, and students took to the streets to demand the democratisation of overly rigid and overly hierarchical state institutions and other institutes (parliament, university, museums). Debates, discussions, and negotiations were the basic ingredients of this second wave of participation, also referred to as deliberative democracy. Strongly influenced by Jürgen Habermas’ ‘communicative action’ (Habermas, 1981) and his analysis of the origin of the public space (Habermas, 1962), this form of democracy assumes that consensus can be arrived at on the basis of debate and rational arguments. Whereas in a representative democracy the civil struggle focuses on the quantitative vote (the number of votes is what counts), in a deliberative democracy the struggle is about the quality of that vote (what counts is what one says). Thus, the attention shifts from political democracy to cultural democracy. Just like a representative democracy, a deliberative democracy also has its exclusion mechanisms. The riots with so-called ‘random violence’ that broke out in American and European cities since the 1990s are often explained as being a reaction to these exclusion mechanisms. Up to and including the Occupy Movement, these protests are often seen by both politicians and mainstream media as ‘random’ or ‘senseless’, either because the ‘rioters’ simply pose no political demands or because these demands cannot be understood unequivocally (such as in the case of the Indignados). Such eruptions can however be seen as symptoms of the fact that—both within a representative and a deliberative democracy—certain segments of the population are not being heard. These are primarily groups with little education, or immigrants who do not speak the national language or don’t use the ‘proper’ (i.e., white, middle- class) vocabulary. It is one of the reasons why political philosophers and sociologists such as Chantal Mouffe, Ernesto Laclau, Jacques Rancière and Manuel Castells point out the civil and political importance of affects and emotion for a democracy. This brings us to a third form of participation, which, inspired by Mouffe, we call ‘agonistic’ (Mouffe, 2013). An agonistic democracy assumes—in line with Oliver Marchart (Marchart, 2007)—that democratic politics is ‘post-foundational’. This means that there is no foundation for power, such as God is in a theocracy or the majority is in a representative democracy, or a ratio is in a deliberative democracy. There can be consensus in a democracy about who can be in power and how this power can be obtained but an agonistic model assumes that this consensus is the product of hegemony. This means that the consensus arrived at is always that of a specific, privileged group that has obtained the control of power in a society. However, by suggesting that this consensus is not that of a certain power faction but of society as a whole, the opinions and cultures of subaltern groups and other alleged minorities are obscured and excluded. An agonistic democracy now assumes that consensus never applies to the whole of society and therefore can always be contested. In other words, dissensus is always possible. Characteristic for the civil struggle after this ‘affective turn’ is that it focuses on doing, on performance. An agonistic political model assumes that in addition to the vote—either quantitatively or qualitatively—there are also other forms of democratic participation. Democracy is therefore not limited to a proper debate in public or civic space, but translates itself in acting in civil space. And it is exactly here that art and cultural codes may play a crucial part. After all, artists have the talent and training to express themselves in other ways than through rational arguments. Expression in visual language, dance, music but also using an idiosyncratic vocabulary or presenting an alternative narrative are part of the core business of the arts. An agonistic cultural policy will therefore primarily create the conditions (cf. Rancière) for making (as yet) invisible, inaudible, and unutterable democratic demands visible and audible.  

One of the demands and practices that, for the past thirty years, have remained unseen, and has also been repressed and suppressed, is that of the commons. Commoning in fact is a form of participation whereby commoners give form to their (social) environment by collective self-management of resources. To achieve this, commoners use competencies that are required in both a deliberative and an agonistic democracy. In addition to ‘doing’; for example, setting up an organisation, a blog, a platform, or developing rules, a lot of discussion and negotiation takes place (such as in assemblies), among commoners. Although commoners will vote every once in a while, in order to arrive at a decision (representation), the emphasis is on deliberation and agonistics (cf. supra). Especially the development of common initiatives rests on this participative model. Commoning practices tend to develop particularly in domains for which governments show no interest or where they fail to act and where market parties do not or not yet see, potential for profit. This third space between state and market is that of the civil initiative where citizens take matters into their own hands. 

SeaCoop: burgers participeren in offshore windenergie

Bron: Uit Trends van 16/06/2022, Dirk Vandenberghe

Niet toevallig op Global Wind Day - 15 juni - lanceerden de 33 burgercoörperaties die in ons land werken rond hernieuwbare energie de nieuwe coöperatieve vennootschap SeaCoop. Daarmee willen ze participeren in de nieuwe windturbineparken in de Prinses Elisabethzone voor onze kust. Eind dit jaar bepaalt de regering de voorwaarden voor de tender.

Wat vraagt SeaCoop?

De burgercoöperaties rond hernieuwbare energie, verzameld in REScoop, bundelen de krachten in SeaCoop. Ze willen dat minister van Energie Tinne Van der Straeten (Groen) de criteria zo aanpast dat SeaCoop niet hoeft te kiezen voor één consortium dat meedingt naar de exploitatie, maar kan aansluiten bij verschillende consortia. Zo zou SeaCoop zich kunnen verzekeren van de deelname, om op die manier meer hernieuwbare energie te kunnen leveren aan de aangesloten coöperaties. Dat leidt volgens hen tot stabielere prijzen.

Om welke bedrag gaat het?

SeaCoop heeft de ambitie voor 20 procent te participeren in een consortium. Daarvoor wil het 450 miljoen euro ophalen, bij zowel de bestaande leden als burgers die nieuw aansluiten bij een van de 33 coöperaties. In een eerste fase, die ten vroegste verwacht wordt in 2025, zou 80 miljoen euro nodig zijn.

Waarom doen de coöperaties dit?

De 33 coöperaties verdelen de energie via Ecopower in Vlaanderen en Cociter in Wallonië. Met SeaCoop willen de coöperaties het aanbod aan beschikbare energie voor hun coöperaties aanzienlijk verhogen, zodat ook mensen in energiearmoede kunnen participeren in en gebruikmaken van hernieuwbare energie. Aandeelhouders en gebruikers zijn dezelfde personen, waardoor er geen winst gemaakt hoeft te worden op de energielevering. "Geld voor investeringen is niet het probleem, er zijn op dit moment vooral te weinig projecten. De windturbines vormen daarom een uitgelezen kans om het aanbod te verhogen en burgers op een democratische manier te laten deelnemen", zegt Philippe Awouters, offshore coördinator voor REScoop Vlaanderen.

Koen Wynants
Supporters Voetbalclub K. Lyra-Lierse officieel aandeelhouder en eigenaar van de club

Voetbalclub K. Lyra-Lierse, club uit de tweede amateurafdeling, zal binnenkort de structuur van haar club omvormen naar een erkende coöperatieve vennootschap – sociale onderneming of kortweg ‘erkende CVSO’. Hiermee is deze club uniek en de eerste in België die op nationaal niveau de vorm van een coöperatieve vennootschap aanneemt. Deze primeur is de reden om deze club te polsen over de motivatie om deze weg in te slaan.

K. Lyra-Lierse kiest voor samenwerking en een lange termijnvisie

K. Lyra-Lierse is een club met een voetbalgeschiedenis van meer dan 110 jaar. In 2018 ontstond zij na een akkoord over een verregaande samenwerking tussen K. Lyra TSV en de jeugdwerking en het Pallieter Supporterscollectief van het gefailleerde K. Lierse S.K. Het resultaat van deze onderhandeling was een nieuwe ‘grassroots’ voetbalclub. Een project met een lange termijnvisie gebaseerd op een kwaliteitsvolle jeugdwerking (375 spelers) en voetbal voor iedereen met zo weinig mogelijk drempels. Mannen, vrouwen (tweede vrouwenteam in oprichting), jongeren uit alle lagen van de bevolking en met diverse achtergronden, ook een ‘Homeless Team’ maken deel uit van de club. K. Lyra-Lierse kiest voor een uitgebreide lokale community werking: het gaat over mensen samenbrengen, sociaal engagement, inclusiviteit, emotie en passie voor de sport … Vanuit deze visie zorgt voetbal voor een enorme maatschappelijke meerwaarde.

Motivatie om voor de coöperatieve vennootschap te kiezen

‘De reden om voor een coöperatieve vennootschap te kiezen’, zegt Werner Mens, spreekbuis van K. Lyra- Lierse, ‘was tweevoudig:

  • Enerzijds moest er versterking van het kapitaal komen om een nieuw sportpark in Lier te kunnen aanleggen, zodat alle thuiswedstrijden en trainingen met alle teams kunnen afgewerkt worden in eigen stad;

  • Anderzijds was het de bedoeling om de club lokaal te verankeren door de supporters en sympathisanten vennoot te maken van de club waardoor de betrokkenheid tussen alle stakeholders alleen maar zal groeien.’ In de nieuwe statuten is bovendien een ‘gouden aandeel’ voorzien dat enkel mag onderschreven worden door vzw Pallieter Supporterscollectief, oftewel de supporters.

Wat houdt het nieuwe project in?

Belangrijke doelstelling van K. Lyra-Lierse is als club terug te keren naar de roots in Lier en hier een nieuw stadion te bouwen, nieuwe voetbalterreinen aan te leggen en een moderne accommodatie voor de jeugdwerking in gebruik te nemen.

De financiering van het project gebeurt via twee kanalen:

  • Het bouwen van nieuwe tribunes en de aanleg van een hoofdspeelveld worden gefinancierd uit de eigen middelen van K. Lyra Lierse, inclusief bijkomende (nog te bepalen) financieringen;

  • De nieuwe accommodatie voor de jeugdwerking kadert in het stedelijk jeugdvoetbalcomplex dat gefinancierd wordt door de stad Lier. Bedoeling is om de bouw af te ronden in 2024, zodat het voetbalseizoen 2024-2025 kan starten in een splinternieuwe accommodatie.

Bron: Febecoop

Koen Wynants
Wonen in een common: Op bezoek bij CLT Brussel

Tijdens een plaatsbezoek op 19 april 2022 bij drie projecten van Community Land Trust Brussel (kort: CLT Brussel) kregen we de mogelijkheid niet enkel de gebouwen te bekijken maar ook in gesprek te gaan met bewoners en oprichters van CLT Brussel en CLT Gent. De openheid en praktische aanpak van de bewoners was bijzonder inspirerend voor mij als Commons laborant. Ik kreeg zo enkele inzichten hoe principes van Commons worden toegepast binnen de appartementsprojecten van CLT Brussel.  (Auteur: Elisabeth Hirner)

Eens de bewoners per toekomstig woonproject gekozen zijn, zijn ze actief bij verschillende stappen van het bouwproces betrokken: Ze nemen deel aan workshops met architecten, ze organiseren zich zelf in werkgroepen per thema (verwarming, tuin, fietsenstalling, etc.) en ze proberen een manier te vinden om hun bijeenkomsten te documenteren. Nadat de appartementen afgewerkt zijn worden de bewoners nog twee jaar door CLT Brussel begeleid tijdens de bijeenkomsten. Het uiteindelijke doel is dat de bewoners zich zelf als groep gaan organiseren en het project volledig zelf gaan beheren na afloop van de overgangsfase. 

Bij het bezochte project ‘Arc en Ciel’ in Molenbeek (intrek: begin 2020) vertelde bewoner Sam over de moeilijkheid om een gemeenschappelijke taal te vinden omdat de bewoners vanuit alle hoeken van de wereld komen en bijna niemand Nederlands of Frans als moedertaal heeft. Uiteindelijk werd er voor Frans als gemeenschappelijke taal gekozen, en voor video als medium om verslagen te maken en te delen (omdat niet iedereen goed Frans kan schrijven en lezen). Deze videoverslagen worden via whatsapp gedeeld. De werkgroepen doen voorstellen die dan de hele groep van inwoners al dan niet kan goedkeuren. Deze processen zijn erg oplossingsgericht. Er worden geen filosofische of ideologische discussies gevoerd, ook zijn er soms grote meningsverschillen door de verschillende achtergronden en culturen. De communicatie en besluitvorming blijkt een uitdaging waarvoor de bewonersgroep een werkbare oplossing heeft gevonden. 

Bij een ander project van CLT Brussel in Molenbeek was het mogelijk een gemeenschappelijke ruimte te voorzien maar niet de afwerking ervan. De bewoners (die nog maar twee maanden geleden zijn ingetrokken) hebben ondertussen samen bouw- en isolatiemateriaal verzameld en gaan de ruimte gemeenschappelijk verbouwen. Ook hier willen de bewoners de gemeenschappelijke (binnen- en buiten-)ruimte als een common beheren. 

Het blijkt dat de manier van samen beheren en afspraken maken binnen de bewonersgroepen per project erg nauw aansluit bij commons. De Community Land Trust Brussel projecten zijn commons maar zonder dat die naam erop geplakt wordt of zonder dat de bewoners expliciet met dat principe vertrouwd zijn. Vanuit CLT Brussel laten ze de methodiek van samen beheren en vergaderen ook volledig vrij. De aanpak om gemeenschappelijk beheer te stimuleren lijkt evenwel niet inherent aan het CLT concept per se – het is de specifieke methode van CLT Brussel.  

Binnen dit Commons Lab experiment zouden we de komende tijd graag focussen op de manier waarop de ‘trust’ of ‘stichting’, een mogelijke (juridische) structuur van een CLT, daadwerkelijk functioneert en op het ‘commons-gehalte‘ van de bijeenkomsten en besluitvorming ervan. 

 

Lees hier meer over hoe Commons Lab mee experimenteert bij CLT Leuven.

Open brief - Pandemisten . ‘Delen we dromen of dagvaardingen?’ Open brief van de Pandemisten over de wooncrisis en publiek goed (Bron: De wereld morgen)
Foto: Pandemisten

Foto: Pandemisten

Sinds mei zijn de Pandemisten in Gent opgedoken. Deze groep voert actie tegen de geplande verkoop van een historisch Karmelietenklooster (Het Pand) aan het Patershol. Tot voor kort woonden hier sociale huurders. Zij zijn nu stilaan allemaal verhuisd.

Een historische plek zoals dit pand, is tegenwoordig, gezien zijn ligging, goud waard. “Met dat geld kan op een andere plaats een veelvoud aan moderne sociale woningen gebouwd worden, die aan alle hygiënische normen voldoen. Aan goede bedoelingen ontbreekt het het stadsbestuur met name niet. Maar iets wringt tegen. Het is dat diepgewortelde gevoel dat de Pandemisten in gang zet en in de sporen brengt van hun illustere voorgangers. Het Pandinistisch Verblijvingsfront dat het Pand in de jaren 80 bezette, won tenslotte de strijd. Al ging die niet over rozen”, schrijft Hans Claus. Onder hun impuls kreeg Het Pand zijn woonfunctie.

We zijn nu 2021. Het pand wil men opnieuw verkopen aan de hoogste bieder, zodat straks de burgers de stad uitgedreven worden door sterrenhotels en penthouses met panorama.

Maar net zoals toen blijft verzet niet uit. De Pandemisten, samen met enkele oudere Pandinisten, bezetten opnieuw het Pand. Ze gingen in dialoog met WoninGent, stelden zich kwetsbaar op. Maar over de grond van de zaak, de privatisering van ons publiek goed, ging het nooit in de gesprekken met de overheid. In plaats daarvan dagen stad (via WoninGent) en provincie de actievoerders nu voor de rechtbank. Ze eisen dat de rechter hen uitwijst, binnen de acht dagen na het vonnis. We hopen dat de discussie over meer kan gaan dan enkel een welles nietes tussen de eigenaars (stad en provincie) en de krakers.

Het probleem van het Pand is niet uniek. Publiek patrimonium wordt in de stilte van de nacht geveild. De laatste landbouwgrond in bulk verkocht, zodat de kleine boeren buitenspel worden gezet. Sociale woningen komen op de markt. Een gigantisch terrein zoals de Arsenaalsite dreigt nog maar eens aan de hoogste bieder verpatst te worden, om er het zoveelste luxeproject op te realiseren, in plaats van een hefboom in openbare handen voor sociaal wonen. De stad verkoopt zijn stad en de dromen van burgers.

Overheden zoeken geld, zoveel is duidelijk. De coronacrisis zet de financiering van lokale besturen onder druk. Door de maatreglen duikt de autofinancieringsmarge in het rood, ook in een stad als Gent die 25 miljoen euro bijkomende middelen vrijmaakte voor de aanpak van de coronacrisis. Dit is een precedent waarbij een grote maatschappelijke uitdaging, in dit geval de coronacrisis, duidelijk maakt dat de huidige manier waarop lokale besturen hun boekhouding op orde houden, onhoudbaar is en aangepast moet worden in tijden van crisis.

We zitten op een kruispunt. Een aantal grote crisissen treft onze samenleving vandaag al en in de nabije toekomst nog veel sterker: de klimaatcrisis, de biodiversiteitscrisis en de groeiende ongelijkheid en armoede, een wooncrisis … De omvang ervan neemt toe, en zal net als de coronacrisis fundamenteel druk zetten op de begroting van lokale besturen. De huidige inkomsten uit de verkoop van patrimonium zullen daarbij in het niets vallen. We moeten dringend een ander debat voeren over gemeentefinanciën, en anders omgaan met het publieke goed dat ons nog rest.

Veertig jaar geleden loonde de strijd van de Pandinisten. Hun bezetting had tot gevolg dat het Pand een sociale woonfunctie kreeg. Verzoening die veertig jaar geleden mogelijk was, moet vandaag opnieuw kunnen. Opdat de verkoop van publiek patrimonium niet zonder publiek debat verloopt. Opdat wonen werkelijk een sociaal recht wordt in de praktijk, zoals artikel 23 van onze grondwet voorschrijft. Gepaard aan een beleid waarin burgers een stem hebben.

Maar hoort die verzoening wel in de rechtbank thuis? We roepen de stad op om in dialoog te gaan met haar burgers, de Pandemisten en Pandinisten. En wel over de grond van de zaak. Willen we business as usual en publiek goed privatiseren? Of gaan we voor publiek bezit en een levendige democratische discussie over de invulling hiervan? We horen van studies over de toekomst van het Pand zonder dat de stad de buurt of de Pandemisten hoort en erin betrekt.

Wij roepen op om collectief rond de tafel te gaan zitten, te luisteren naar elkaars dromen en expertise. De ervaring van de Pandemisten in participatief werk met de buurt kan hierin enkel een meerwaarde bieden. In plaats van dit alles komen nu helaas deurwaarders over de vloer. Repressie tegen actievoerders is legio. Soms soft met procedures, dan weer met de knuppel. In ieder geval beoogt ze een ontmoedigend effect op burgers die via actie hun rechten willen afdwingen. Denk maar aan de processen tegen syndicalisten omdat ze sociale actie voeren. Of hoe vreedzame klimaatactivisten in september 2019 door de politie hardhandig ingerekend werden. In Gent gebeuren heel wat mooie dingen, maar soms mag het eens schuren, liefst zonder repressie tegen actievoerders. Dat komt het democratisch debat enkel ten goede.

De kwestie is: delen we dromen of dagvaardingen?

Bron: De wereld morgen

Koen Wynants