Coöperatieve woonvormen, een eigen huis in de stad in vraag gesteld
wooncoop hoi.jpg

Elke Belg wordt geboren met een baksteen in zijn maag maar niet iedereen heeft gelijke kansen en middelen voor het verwerven van kwalitatieve woning. Dit weekend lazen we in de standaard nog over de verdoken armoede van Millenials

Mensen die zich verenigen in een coöperatie zijn samen robuuster en kunnen ervoor zorgen dat ze als aandeelhouder van de coöperatie kwalitatief, betaalbaar en levenslang kunnen wonen. Op Donderdag 13 december gaf WoonCoop.be een presentatie van hun coöperatie in The House of Innovation in Antwerpen. Een 35-tal geïnteresseerden kwamen opdagen. Het idee is ambitieus maar realistisch. Mensen engageren zich naar eigen vermogen om deel te worden van coöperatie, in ruil krijgen ze een gelijkwaardige stem in de jaarlijkse algemene vergadering, en hebben ze recht om huurder te worden in een woning van de coöperatie die ze zelf ook mee te bezitten. Het aantal aandelen dat een persoon (en zijn kennissenkring) in bezit heeft, bepaalt de korting op de maandelijkse huurprijs die zal moeten betaald worden. Alle gebouwen in bezit worden beheerd en onderhouden door de coöperatie. Dit systeem zorgt ervoor dat je met een relatief lage instapkost levenslang kan huren aan een betaalbare prijs en kan wonen in een goed onderhouden en kwalitatieve woning. Heb je in de loop van je leven meer of minder middelen ter beschikking, wil je in een andere stad op wijk gaan wonen of wordt je gezin groter of kleiner biedt deze woonvorm heel wat extra mogelijkheden.

Een bijdrage door Stijn Wens

 

 

Koen Wynants
Van wie wordt het Stuivenbergziekenhuis in Antwerpen-Noord?
Stuivenbergsite 2.png

De site van het Stuivenbergziekenhuis ligt in Antwerpen-Noord, tussen de Lange Beeldekensstraat, Pothoekstraat, Boerhaavestraat en Pesthofstraat en is ongeveer 5 hectare groot. De gedeeltelijke verhuis van het ziekenhuis in 2020 geeft de kans om de site te herontwikkelen tot een plek met een mix van woningen, (zorg)voorzieningen, werkplekken en groene open ruimte. Zo kan het project mee zorgen voor de heropwaardering van heel Antwerpen-Noord.

Waarom dit project?

In 2016 besliste het Ziekenhuis Netwerk Antwerpen (ZNA) om het Stuivenbergziekenhuis in 2020 te verhuizen naar het nieuwe ZNA Cadix op Kop Spoor Noord. Het psychiatrisch ziekenhuis en de polikliniek blijven op de Stuivenbergsite.

De verhuis van het ziekenhuis biedt een unieke kans om de site te herontwikkelen als een strategisch en duurzaam stadsvernieuwingsproject en een hefboom voor de wijk Antwerpen-Noord.

Antwerpen-Noord is een ‘aankomstgebied’ met verouderde woningen en een tekort aan groene open ruimte. De wijk kent een groot verloop van bewoners: ‘sociale stijgers’ verhuizen uit de wijk zodra ze voldoende financiële middelen hebben en vooral zwakke sociale groepen en recente nieuwkomers blijven in de wijk wonen.

De Stuivenbergsite biedt een unieke kans om de ruimtelijke en socio-economische opwaardering in de wijk te ondersteunen. De historische functie als ziekenhuis zal een nieuwe en hedendaagse vertaling moeten krijgen als ‘verzorger voor de wijk’ en een nieuwe eigenheid van de site helpen bepalen.

Wat gebeurt er?

De stad wil een totaalvisie voor de volledige site die inzet op :

  • de kwalitatieve integratie van het psychiatrisch ziekenhuis en de polikliniek in de site en een meervoudig en gedeeld ruimtegebruik dat ook ten goede komt aan de buurt en het psychiatrisch ziekenhuis

  • het maximale behoud van het waardevolle historische ziekenhuiscomplex met een belangrijke rol voor de samenhang tussen de bebouwing en de omliggende open ruimte en een evenwicht tussen de monumentale bebouwing en nieuwe toevoegingen

  • groene publieke open ruimte die minimaal 50% van de site moet uitmaken en die een meerwaarde is voor de gebruikers, (toekomstige) bewoners van de site en de omliggende buurt

  • de realisatie van een nieuw maatschappelijk programma dat bijdraagt aan de buurt

  • een vernieuwend en gemengd aanbod van woningen en werkplekken voor verschillende doelgroepen, onder andere voor sociale stijgers die overwegen uit de wijk te verhuizen

Herbestemmingsonderzoek

Het ontwerpteam Stramien & Partners voert een herbestemmingsonderzoek, dat mee mogelijk wordt gemaakt door een conceptsubsidie van het Vlaams Stadsvernieuwingsfonds. Het team van Stramien koos als werktitel ‘Stuivenberg KuurNoord’ waarbij het de ‘zorg in de brede zin’ onderstreept en met die missie aan de slag gaat. Het ontwerpteam zal samen met de stad zoeken naar manieren om buurtbewoners, het middenveld en andere mogelijke partijen te betrekken zodat ook van onderuit wordt bijgedragen aan het herbestemmingsonderzoek.

Het eindresultaat van het onderzoek volgt in 2019 en zal bestaan uit een haalbaar gemengd stedelijk programma waarin ook de mogelijkheden voor een tijdelijke herbestemming zijn onderzocht. Een belangrijke deeldoelstelling is immers om de periode van leegstand of onderbenutting van de gebouwen zo kort mogelijk te houden.

Projectdefinitie

Na het herbestemmingsonderzoek volgt de daarop gebaseerde projectdefinitie, waarin AG VESPA samen met de stad, OCMW Antwerpen en ZNA de richting aangeeft voor het verdere project.

Wie werkt eraan mee?

AG VESPA coördineert de herontwikkeling van de Stuivenbergsite voor de stad en het OCMW Antwerpen die eigenaar zijn van de site. Ziekenhuis Netwerk Antwerpen (ZNA) is erfpachthouder en gebruiker van de site en wordt ook actief betrokken.

Stramien werkt voor het herbestemmingsonderzoek samen met de partners Vic Mees, Filip Lagiewka, Samenlevingsopbouw Antwerpen, Toestand, Value Partners en Koen Wynants.

Koen Wynants
Antwerpse bewoners vangen samen 3.000 liter regenwater op in de straat
Copyright: Comité Bump

Copyright: Comité Bump

copyright Rita Rae Mertens

copyright Rita Rae Mertens

De bewoners van de Pieter Génardstraat op het Kiel en de Houtenbrug in het Schipperskwartier knutselen zelf maatregelen voor regenwateropvang in elkaar.

 Meer en meer groen wordt aangelegd in het openbaar domein door het district en buurtbewoners. Maar groen vraagt ook water(gieten), zeker op plaatsen waar de ondergrond maar een beperkte hoeveelheid water kan vasthouden zoals in boomspiegels, geveltuintjes, groene plantenbakken... Het begieten van dit groen in het publiek domein gebeurt veelal met drinkwater terwijl het water van daken, verharde oppervlakten... verdwijnt in de riool.

Voor sommige mensen blijkt de kostprijs van dit begieten een drempel om effectief te vergroenen. Voor anderen, die bv. in een appartementsgebouw wonen, is het vaak technisch lastig. Als op straatniveau tot groenaanleg is overgegaan van boomspiegels…, is, zeker in de zomermaanden, het beheer van dit groen een aandachtspunt.

 

Antwerpen aan ‘t Woord kreeg in 2018 de kans om, via een project van de burgerbegroting van district Antwerpen, samen met experts en bewoners van 2 Antwerpse straten, Houten Brug en Pieter Génardstraat, kleinschalige en goedkope maatregelen te ontwikkelen op straatniveau die gebruikt kunnen worden voor het begieten van lokaal groen. De buren werkten samen aan het ontwerp van deze maatregelen (regentonnen met houten bekisting en plantenbak, waterbanken, plantenbakken met regenwateropslag) en realiseerden ze zelf. Dankzij het project wordt het mogelijk om het onderhoud van het groen en blauw in de straten gemeenschappelijk te realiseren. En de bewoners werken ook aan een gestandaardiseerde handleiding van de maatregelen, zodat iedereen die zelf aan de slag wil gaan in eigen straat, ze zelf kan maken.

 Het proces van ‘Water voor Groen’ is voor de bewoners even belangrijk als het resultaat. Het kadert perfect in hun doelstellingen: een betere leefbaarheid, recuperatie van natuurlijke hulpbronnen en ontmoeting in een superdiverse straat en buurt. Vergroenen en verblauwen creëert daarnaast ook bewustwording over een gezondere buurt en een duurzame mobiliteit.

 

Voor meer informatie: Sarie van der Aa - 0489 30 54 08

Koen Wynants
Boekrecensie - Commons als politiek-realistische utopie (Walter Lotens)
op grond van samenwerking.jpg

Deze boekrecensie verscheen eerder op http://www.uitpers.be

Een goede titel die de volledige lading dekt, maakt een publicatie daarom nog niet tot een goed boek, maar in dit geval doen de 423 bladzijden van ‘Op grond van samenwerking’ dat wel. Daarom: laat je niet afschrikken door de omvang – voor mij had er best nog wat bij gekund! – want met dit werk krijgt de lezer een standaardwerk voor Vlaanderen in handen over de herwaardering en installering van commons. Die tegendraadse beweging van onderuit die in de kieren van de neoliberale maatschappij met vallen en opstaan op zoek gaat naar broedplaatsen van een sociaalecologische transitie steekt niet alleen bij ons de kop op, maar resoneert wereldwijd.

INDIGO = actie-onderzoek

Vanwaar nu die titel? In de commons-logica staat samenwerking centraal – convivialiteit noemde de cultuur- en maatschappijcriticus Iwan Illich het – of het zorgzaam omspringen met wat mensen gemeenschappelijk hebben en dat gaat regelrecht in tegen de dominante logica van economische meerwaarde in de vrije markt met daarin de eenzame consument. Bovendien richt het boek zich in het bijzonder op grondgebonden of landed commons omdat grond eindig en schaars en duur is. Die benadering klinkt ook door in de letterafkorting INDIGO-project (Innovation spatial development planning by differentiation land ownership and governance), dat uitgevoerd werd door onderzoekers van de KU Leuven, de Universiteit Antwerpen, Harokopio University en Omgeving cvba.

Hoe stuurt het eigendomsprincipe de aanhoudende grondinname in Vlaanderen aan en kan gedeeld grondgebruik- en beheer via commonsinitiatieven oplossingen daarvoor aandragen? Dat was de onderzoeksvraag waarmee de wetenschappers verschillende initiatieven gingen bevragen in de hoop daarmee een steuntje te geven om dat terrein te kunnen uitbreiden (p. 407). Met die voorzichtig geformuleerde ambitie geven de onderzoekers ook aan dat onderzoek en actie samen kunnen lopen. Dat het INDIGO-project geen waardenvrij onderzoek is bewijzen ze trouwens met dit boek en dat is er dan ook een van de grote verdiensten van. Met dit onderzoek schenken zij aandacht aan een belangrijk maatschappelijk tegen-hegemonisch discours, wat aansluit bij de benadering van Frank Moulaert, emeritus professor Ruimtelijke Planning, die in zijn werk voortdurend de band tussen lokale ontwikkeling en sociale innovatie vooropstelt.

De zeer talrijke medewerkers aan dit boek – onderzoekers maar ook praktijkmensen – illustreren mooi wat met actie-onderzoek bedoeld wordt. In dat kader passen trouwens ook de bijdragen van Dirk Holemans van de denktank Oikos en Michel Bauwens van de p2p-foundation. Theorie en praktijk houden elkaar in evenwicht en ondersteunen elkaar. Ook dát is een grote verdienste van dit boek dat zich door zijn omvang moeilijk laat samenvatten.

Huisvesting, trage wegen, voedsel

‘Op grond van samenwerking’ bestaat, buiten een uitstekende inleiding als entrée en matière op het commonsverhaal, uit vier forse delen. De eerste drie vertrekken van drie commonsgerichte casestudies die door het INDIGO-project werden geanalyseerd, met de focus op respectievelijk betaalbare huisvesting, toegankelijkheid van open ruimte door trage wegen en gezond voedsel door duurzame landbouw.

In het eerste hoofdstuk wordt het mooie verhaal gebracht van de Antwerpse woningcoöperatie ‘Collectief Goed’ dat een goed voorbeeld is van hoe in een (groot)stedelijke context commonsgerichte activiteiten kunnen worden ontwikkeld. Collectief Goed is een experimentele huurderscoöperatie voor grote kansarme gezinnen, opgezet door Samenlevingsopbouw Antwerpen Stad, een groep gezinnen verenigd in Arm in Arm vzw en de sociale huisvestingsmaatschappij De Ideale Woning. Het coöperatieve woonmodel wordt in een apart hoofdstuk behandeld door te verwijzen naar een redelijk grootschalige wooncoöperatie Kalkbreite in het Zwitserse Zürich dat als een van de succesvolste uitvoeringen van dat model in Europa wordt genoemd. Door enkele goed gekozen verwijzingen naar internationale voorbeelden overschrijdt INDIGO het plaatselijke karakter van het onderzoek en koppelt het aan bij de wereldwijde tendens tot commoning. In dat kader past ook het Community Land Trust-model (CLT), dat ontstaan is in de USA (met name in Burlington onder burgemeester Bernie Sanders) en waarmee in het Brusselse al enkele jaren gewerkt wordt. CLT’s zijn door de gemeenschap bestuurde organisaties zonder winstoogmerk die betaalbare woningen voor mensen met een laag of bescheiden en andere faciliteiten die de lokale gemeenschap ten goede komen creëren en beheren op gemeenschapsgrond. In al deze hoofdstukken, geschreven deels door ‘veldmensen’ deels door onderzoekers die meer op het globale plaatje inzoomen, werd een goede balans tussen theorie en praktijk gehanteerd. Die werkwijze is ook aangehouden voor het thema ‘Commons en trage wegen’, waarbij o.a. verwezen wordt naar een netwerk van trage wegen in het Landschapspark Zuidrand. Voor het derde thema ‘Commons en voedsel’ zoomen de auteurs grondig in op het alsmaar uitbreidende fenomeen van CSA-boerderijen (Community Supported Agriculture) – intussen al veertig in Vlaanderen ! – , maar ook op de stichting en coöperatie De Landgenoten, gebaseerd op het Franse Terre de Liens, waarbij landbouwgronden coöperatief verworven worden om bioboeren aan het werk te zetten en dan is er ook nog een bijzonder interessante bijdrage – maar zo zijn er wel meer – over agro-ecologische stedenbouw.

Commons als politiek-realistische utopie

Commons is intussen een buzzwoord geworden en vraagt enige verduidelijking. Commons zijn voor de westerse mens een begrip uit lang vervlogen tijden dat ineens terug de volle aandacht krijgt, maar dat ook voor heel wat begripsverwarring zorgt. Meestal wordt de ruime definitie gevolgd die Nobelprijswinnares economie Elinor Ostrom (maar eigenlijk bedreef zij een vorm van economische antropologie) eraan gaf: ‘Commons zijn gedeelde hulpbronnen (of platforms) die worden gecreëerd en verzorgd door een gebruikersgemeenschap, volgens haar eigen afspraken, regels en normen. Dit betekent dat commonsworden gedefinieerd door drie aspecten: ten eerste een gedeelde hulpbron (of platform), ten tweede is er sprake van een commoning-activiteit en ten derde wordt ze beheerd op basis van afspraken, regels en waarden die op z’n minst gedeeltelijk onafhankelijk zijn van de overheid of de markt.

In ‘Op grond van samenwerking’ zien de auteurs commons breder als ‘alles wat niet (of niet zuiver) privaat en niet publiek is’ en zij belichten ook initiatieven die door zelforganisatie ruimten creëren en in maatschappelijke behoeften voorzien op niet-marktgerichte manieren. ‘De commons zijn steeds vorm (zelforganisatie) en inhoud (vermeenschappelijking) tegelijk. Commoning, elke praktijk van vermeenschappelijking, is steeds middel én doel.’ (p. 27) Commoning wordt daardoor een werkwoord: het is de activiteit die kan leiden tot nieuwe commons – denk aan De Landgenoten en aan Trage Wegen – of tot recommoning, tot het heroveren van de commons, want door de opkomst van het handelskapitalisme ontstond er vanaf het einde van de 15de eeuw een enclosure-beweging, wat inhield dat gemeenschapsgronden almaar meer geprivatiseerd werden. Gemeenschappelijke gronden werden omheind en hele dorpen werden vernietigd om schapen te weiden nodig voor de textielnijverheid. Deze enclosure-trend blijft zich in de huidige neoliberale epoque onverminderd voortzetten.

Volgens de auteurs van ‘Op grond van samenwerking’ ‘kan/moet de herontdekking van de commons de neoliberale fusie van staat en markt mee helpen ongedaan maken.’ (p. 409) Het concept ‘commons’ waaiert op dit ogenblik uit in verschillende betekenissen en wordt doorgaans in het perspectief van ‘revolutionaire’ veranderingen geplaatst, die naargelang van de ambities van de gebruiker met een kleine of met een hoofdletter ‘r’ wordt geschreven. Waar plaatsen de auteurs van ‘Op grond van samenwerking’ zich? ‘Het boek ziet commons als een politiek-realistische utopie, die tot uiting komt in een beweging van allerlei commonsinitiatieven hier en nu, als kleine revoluties, of kleine utopieën, die meewerken aan een rechtvaardige herverdeling, wederzijdsheid en vermeenschappelijking.’ (p. 408). Het is dus zeker niet toevallig dat er verwezen wordt naar boeken als ‘Kleine revoluties’ van Rik Pinxten en ‘Het klein verzet’ van Tine Hens.

Heel het boek is doordrongen van dat nieuwe commons-vocabularium dat gevoed en gedragen wordt vanuit die politiek-realistische utopie. Commons zijn dus geen utopisch ideaal maar een reële mogelijkheid voor een grondige correctie van het huidige marktsysteem en ten aanzien van de rol die de overheid daarin heeft of neemt.

Hybride vormgeving

De auteurs zijn echter ook kritisch ten aanzien van wat zij noemen ‘de anarcho-utopische aanhangers van commons, die een sterk ideologische lezing van Marx hanteren en een samenzwering zien in de praktijken van de huidige politieke en economische elite’. (p. 29)
Zij zien concrete commons als hybride mengsels van diverse beheersvormen tussen markt en staat. Dirk Holemans van Oikos gebruikte bij de boekpresentatie een driehoek waarbij de twee hoekpunten aan de basis van de driehoek staat voor de organisatievormen staat en markt, en het derde hoekpunt de commonsvertegenwoordigen. Ontmarkting (decommodificatie) en vermarkting (commodificatie) ontmoeten elkaar ergens in die driehoek en moeten uitmonden in commons in de brede zin. Die triadische opvatting is merkbaar in de concrete voorbeelden rond huisvesting, voedsel en trage wegen en leidt meestal tot een ingewikkelde en langdurig traject van onderhandelde vermeenschappelijking.

Commons en grijze zones

In deel vier ‘De commons als governance-model’ wordt uitvoerig ingegaan op hoe de ruimte tussen private en publieke eigendom kan worden ingevuld met commonsinitiatieven en daarvoor kijken juristen vanuit het commons-vocabularium naar de juridische aspecten van landed commons en daaraan hebben ze, dat is merkbaar, een héél vette kluif. Dit is een zeer belangrijke, maar eerder technische oefening die echter zeer noodzakelijk is om op een creatieve manier en met enig resultaat de politiek-realistische utopie van morgen al een concrete, kleinschalige vorm te geven binnen de kieren van de wetgeving van vandaag. Het ‘collectieve’ is als organisatievorm en rechtsfiguur bij het begin van de 19de eeuw grotendeels afgeschaft geworden. De auteurs pleiten dan ook zeer terecht om commons opnieuw een formele plaats te verlenen in het rechtssysteem om daardoor de complexe realiteit van ‘gedeeld’ eigenaarschap beter te ondersteunen. Het verkennen van die grijze zones en het instellen van ‘regelluwe proefomgevingen’ kunnen een boost geven aan alternatieve samenlevingsvormen.

Een tiende Antwerps district?

En er is meer, want alle onderzoek werd blijkbaar nog niet opgenomen in dit boek. Ik was enkele maanden geleden aanwezig op een bijeenkomst van Ringland waar Annette Kuhk en Pieter Van den Broeck, twee onderzoekers achter het INDIGO-project, de vraag stelden of er door de Ringlandgroep al was nagedacht over landed commons. Dat leek me een heel relevante vraagstelling. Met het megaproject voor de overkapping van de zogenaamde ringweg die helemaal door het centrum van Antwerpen loopt, zou er immers een nieuwe singel en een ‘tiende district’ kunnen ontstaan ter grootte van 800 voetbalvelden. Tachtig hectare extra ruimte voor de stad en voor haar burgers, want die nieuw gecreëerde grond zou Antwerpse commons kunnen worden, maar dan zal er nog behoorlijk wat water door de Schelde en … door de wetgeving én de politiek moeten lopen. Ook die oefening zal moeten worden gemaakt en liefst snel, want als de neoliberale logica gehandhaafd blijft, zullen projectontwikkelaars hun beste beentje voorzetten om snel hun slag thuis te halen.

Commons en municipalisme

En er is nog meer. De commonsbeweging kan ook in verband gebracht worden met wat tegenwoordig ‘municipalisme’ genoemd wordt, maar ook dat laatste begrip dreigt een buzzwoord te worden en dan nog een dat moeilijk uit te spreken valt, zeker dan als er nog de ‘re’ van ‘remunicipalisme’ voor komt. Municipalisme is, eenvoudig gezegd, zowel de praktijk van zelfbestuur door steden, maar ook kleinere entiteiten als elk politiek streven dat deze bestuursvorm bepleit.

Municipalisme, ook vaak aangeduid als communalisme, draagt een lange geschiedenis met zich mee. Daarnaar refereert onder meer de Amerikaan David Harvey naar wie ook in het boek verwezen wordt. Dit boegbeeld van de zogenaamde radicale geografie beschrijft in zijn boek Rebel Cities de opkomst van sociaal verweer in rebelse steden, zowel vroeger als nu. Harvey is van oordeel dat de weder toe-eigening van de stedelijke ruimte, anders gezegd de herovering van urbane commons, niet enkel een afzonderlijke of bijkomende vorm van klassenstrijd is – zoals dat meestal in marxistische traditie gesteld wordt – maar het fundament van de antikapitalistische strijd. De leefruimte is óók inzet van de sociale strijd. Dirk Holemans en Michel Bauwens hanteren in hun boeiende bijdrage ‘Gent: van een stad vol commons naar een commonsstad’ niet dat marxistisch taalgebruik, maar zij gaan ook op zoek naar municipalistische uitgangspunten. Zij pleiten onder meer voor een nieuw governance-model, gebaseerd op publiek-civiele samenwerking waarbij commoners een samenwerkingsverband aangaan met een partner overheid.

Commons en coöperaties

Uit het boek blijkt dat ook commons en coöperaties heel wat raakvlakken vertonen. Het is zeker niet toevallig dat in de aangehaalde voorbeelden van commoning de cvba-structuur vaak opduikt als een manier om een stukje van de economie terug in eigen handen te krijgen. Zowel ‘De Landgenoten’ als ‘Collectief Goed’ maken gebruik van deze juridische verankering om tot commoning te komen. Dat illustreert Jef Peeters voortreffelijk in zijn bijdrage ‘Commons en coöperaties in een transitieperspectief’ en dat deed ik ook in mijn boek ‘De nieuwe coöperatie, tussen realiteit en utopie’. Coöperaties behoren tot de zwaardere instrumenten in het mondiale ‘orkest van onderaf’. Zij kunnen een behoorlijk partijtje meeblazen en daardoor andere tonen laten horen dan de dominante mantra’s van de hyper vrijemarkteconomie. Een coöperatie is een zeer hybride ondernemingsvorm. Wat doe je immers met een economische constructie, die een intermediaire maatschappelijke ruimte probeert in te nemen en die zich op het kruispunt van verschillende relaties bevindt: tussen staat en burgers, tussen de lokale gemeenschap en de nationale staat, tussen het economische en het sociale? Coöperaties bewegen zich niet buiten, maar in de marge van de vrijemarkteconomie. Ze zijn een verrassende combinatie van concreet utopisch denken en het noodzakelijke dagelijkse realisme om een onderneming te laten overleven die niet alleen winstmaximalisatie vooropstelt. Een versmelting dus van utopie en realisme, van radicalisme en pragmatisme. De Italiaanse onderzoekers Stefano en Vera Zamagni maken een eerder ongewone vergelijking om het optreden van een coöperatie te beschrijven. Zij vertrekken van de moeizame vliegoefeningen van een hommel. Volgens de wetten van de newtoniaanse fysica zou de hommel niet kunnen vliegen, want haar vleugelwijdte zou niet voldoende zijn om haar gewicht te kunnen dragen. En toch vliegen ze, de hommels.

Volgens de klassieke economische theorieën zou een coöperatie in de long run niet kunnen functioneren omdat haar niet-economische doelstellingen een struikelblok vormen voor het realiseren van haar economische doelstellingen. En toch ‘vliegen’ ze rustig verder met hun te korte vleugelwijdte, als het tenminste om coöperaties gaat die de balans gevonden hebben tussen business as usual en hun sociale en ethische corebusiness. Dan is het nieuwe evenwicht tussen vleugelwijdte en lichaamsgewicht gevonden. Misschien zit in dat moeilijk classificeerbare wel de grote waarde van het coöperatieve verhaal.

Toch moeten we opletten er geen hoera-verhaal van te maken en dat doet ook Jef Peeters. De zeven ICA-principes, vastgelegd door de Internationale Coöperatieve Alliantie, werden overgenomen door de Nationale Raad voor de Coöperatie maar van de 26000 coöperatieve vennootschappen in België zijn er maar een vijfhonderdtal die zich op de ICA-principes oriënteren. Dat kan en moet veel beter.

Een inspirerend boek

Ik zei het al: ‘Op grond van samenwerking’ is een belangrijk boek dat op een hybride manier (via voorbeeldcases maar ook door conceptueel-theoretische en maatschappijkritische reflecties) het hybride en langdurige proces van onderhandelde vergemeenschappelijking in beeld probeert te brengen. Het boek inspireert daardoor en richt zich naar een zeer diverse groep gebruikers, niet alleen van commoners die van onderuit aan het wrikken zijn, maar ook naar partner-overheden, middenveldorganisaties en privé-initiatieven die hun steentje willen bijdragen in de weg naar een lokale en bovenlokale, sociaalecologische transitie.

‘Op grond van samenwerking’ is voor mij een naslagwerk en krijgt een ereplaats in mijn bibliotheek. Ik hoop dat met deze publicatie het INDIGO-project niet is afgesloten, want zeker ook internationaal valt er nog heel wat inspiratie op te doen niet alleen over landed commons, maar ook over urban commons die vaak van niet-materiële aard zijn.

Solidariteit en wederkerigheid maken mensen sterker, weerbaarder ook. Deze principes zijn zo oud als de straat en moeten niet telkens opnieuw uitgevonden worden. Integendeel, in nogal wat gevallen kunnen voorbeelden uit het Zuiden een spiegel zijn voor het Noorden. Het is de Luikse onderzoeker Jacques Defourny die in de meeste van zijn werken de link legt tussen Noord en Zuid. Over lands- maar ook over taalgrenzen heen kijken opent zeker nieuwe, inspirerende perspectieven op het terrein van de commons.

Jawel, er is nog veel boeiend werk aan de winkel.

Titel: Op grond van samenwerking, woningen, voedsel en trage wegen als heruitgevonden commons 
Auteur: Annette Kuhk, Dirk Holemans, Pieter Van den Broeck (red.) 
Uitgever: EPO Berchem 
Uitgave datum: 2018 
Pagina's: 423, 26,50 € 
ISBN-nummer: 9789462671508 

Walter Lotens

Borgerhoutenaar Walter Lotens (°1942) noemt zich een glokale burger. Deze gepensioneerde leraar, mede-oprichter van de Actiegroep Kritisch Onderwijs (AKO), moraalwetenschapper, publicist en Latijns-Amerikawatcher schreef voor LA Chispa, een Nederlandstalig magazine over Latijns-Amerika en de Cariben, het Belgische De Reiskrant en voor de Surinaamse krant “De Ware Tijd” en nu voornamelijk voor de webzine voor internationale politiek uitpers.be, waarin hij niet alleen uitvoerig aandacht besteed aan Latijns-Amerika, maar ook aan het Antwerpse mobiliteitsdossier.

Koen Wynants
Energiebewuste burgerinitiatieven gezocht in de Provincie Antwerpen
kamp C.png

Kamp C is op zoek naar drie burgerinitiatieven of andere organisaties in de provincie Antwerpen die mee willen doen aan dit project. Dat kan een buurtvereniging zijn, een coöperatieve, geëngageerde burgers, een wijk, of zelfs een volledig dorp.

Heeft u interesse in deelname aan dit project? Of wilt u meer informatie? Neem dan contact op met Kamp C via onderstaand formulier.

Info: https://www.kampc.be/innovatie/projecten/cvpp

Google form link:

https://docs.google.com/forms/d/e/1FAIpQLSdMA2ManTayGzKTZLNHy72jk2OXVcAWI2ssIgSGoLpW5a-Oww/viewform?usp=sf_link

Link naar Interreg NWE website:

http://www.nweurope.eu/projects/project-search/cvpp-community-based-virtual-power-plant/

Koen Wynants
Projectoproep Be Planet – Koning Boudewijnstichting 'Circulaire economie'
projectoproep circ ec.png

Om bij te dragen aan de transitie naar een circulaire economie, lanceert de Stichting Be Planet, in partnerschap met de Koning Boudewijnstichting, een projectoproep ter versterking van burgerprojecten die de circulaire economie willen stimuleren. De projectoproep richt zich tot verenigingen in heel België.

Een vraag?

In het reglement van de projectoproep vindt u alle nodige informatie.

Hebt u toch nog een vraag? Neem dan contact met ons op via beplanet@beplanet.be en vermeld uw volledige gegevens.

Stap 1 : het statuut

De ondersteunde projecten moeten uitgaan van vzw’s, burgercollectieven georganiseerd als feitelijke vereniging of coöperatieve vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid en sociaal oogmerk.

Stap 2 : het doel

Het belangrijkste doel van de projecten is de positieve impact op de versterking van het model van de circulaire economie (recyclage, recuperatie, hergebruik, ecodesign, innovatief businessmodel, …) in diverse domeinen: voeding, kleding, bouw, materiaal en uitrusting (kinderverzorging, kantoormateriaal, …), logistiek, …

Zijn uitgesloten: projecten voor vorming en sensibilisering en projecten voor energieproductie.

Stap 3 : de criteria

Besteed aandacht aan de prioritaire criteria die zullen worden gehanteerd bij de selectie gemaakt door de onafhankelijke jury:

  1. Milieu-impact

  2. Socio-economische impact

  3. Ontwikkelingsstadium van het project

  4. Haalbaarheid en duurzaamheid van het project

  5. Participatie en partnerschap

  6. Originaliteit van het project

  7. Timing

  8. Budget

Stap 4 : de kandidatuur

Om uw aanvraag voor te bereiden, bekijk de volgende documenten:

Indien u al de vorige stappen met succes hebt doorlopen, is het tijd om ons uw project voor te leggen! Vul het kandidaatsdossier in en stuur het terug naar beplanet@beplanet.be tegen uiterlijk 17 december 2018 om 12.00 uur.

Stap 5 : de procedure

De Stichting Be Planet beheert de procedure van de projectoproep en de selectieprocedure. De selectie gebeurt door een onafhankelijke jury. Het of de geselecteerde project(en) ontvangt/ontvangen een eenmalige steun van maximaal 15.000 €.

De steun moet uiterlijk worden gebruikt binnen een termijn van 12 maanden na ondertekening van de overeenkomst tussen de projectverantwoordelijke en de Stichting Be Planet. Alle kandidaten zullen uiterlijk in maart 2019 per e-mail worden geïnformeerd.

Koen Wynants
Eerste resultaten kinderfietsgebruik, kinderfietsdelen, .. Antwerpen-Dam
fietswieltjes.jpg

Dit schooljaar willen we het fietsen bij de leerlingen van het 5e leerjaar op den Dam (pilootwijk ikv Burgerbegroting) stimuleren. Ze kunnen tijdens de verkeersweek van 22-26 oktober ‘Antwerpse fietswieltjes’ verdienen als ze met de fiets naar school komen, als ze beter leren fietsen, … Die Antwerpse fietswieltjes kunnen ze achteraf ruilen tegen een klasuitstap, een T-shirt, of een jaarabonnement bij Antwerpen op wieltjes (kinderdeelfiets). Een uitdaging is om te zorgen dat elk kind tijdens (en hopelijk ook na die fietsweek) gebruik kan maken van een fiets.

We deden aan het begin van het schooljaar een kleine bevraging bij de ouders van het vijfde leerjaar. In totaal namen 60 ouders deel aan de bevraging, verspreid over 4 klassen, 3 scholen.

Resultaten in een notendop:

  • 65% geeft aan meestal te voet naar school te komen. 36% komt meestal met de fiets. Vooral de kinderen van ’t Groen Eilandje.

  • 83% geeft aan over een eigen kinderfiets te beschikken. 22% geeft aan dat die niet in orde is.

  • 83% geeft aan dat de fiets veilig gestald kan worden.

  • 8% geeft aan nog over een extra kinderfiets te beschikken die ze willen delen via A’pen op wieltjes

  • 25% is bereid om over te stappen op A’pen op wieltjes, niet per se de kinderen zonder fiets.

  • 80% geeft aan dat de kinderen zelfstandig naar school kunnen fietsen

  • Bijna 60% van de ouders beschikt zelf over een fiets. Er is weinig interesse in fietslessen, ook niet bij de ouders die geen fiets hebben

Koen Wynants
A1000 op zoek naar moderatoren
A1000.jpg

Op 26 september vindt op het theaterplein en in de grote zaal van HETPALEIS de A1000 plaats. Dit is een evenement, georganiseerd door HETPALEIS en Laika, naar analogie met de G1000 van David Van Reybroeck. 

In de voormiddag komen 1000 jongeren samen op het theaterplein om over 5 thema's te discussiëren: democratie, armoede, klimaat, discriminatie en mobiliteit. In de namiddag gaan een aantal jongeren/ambassadeurs in gesprek met de lijstrekkers van Antwerpen.

Voor het discussieluik in de ochtend zijn we nog op zoek naar enthousiaste moderatoren die de gesprekken met een groepje van 10 jongeren in goede banen willen leiden. 

Wat verwachten we van de moderatoren:

  • aanwezig op 21 september om 18u30: een infomoment vindt plaats in HETPALEIS. Experts geven toelichting bij de verschillende thema's en bijhorende stellingen waarover gediscussieerd wordt.
  • 26 september: aanwezig van 8u45 tot 12u. In de namiddag ben je uiteraard ook welkom.

Indien je geïnteresseerd bent, kan je mailen naar jelte.vanroy@hetpaleis.be. Ken je mogelijke geïnteresseerden, stuur dit bericht gerust door.

Koen Wynants
COMMONS ASSEMBLY 'ANTWERPEN TUINSTAD' (5 MEI, DE SINGEL)
Afbeelding2.jpg

Het betonnen bos ‘Antwerpen’ is langzaam aan het ‘vergroenen’. Heel veel Antwerpenaren komen met heel uiteenlopende ondergrondse, kleinschalige, innovatieve, collectieve vergroeningsinitiatieven. Speelplaatsen van scholen worden opgebroken en vergroend. Overal in de stad zijn Antwerpenaren bezig met gemeenschapstuinen, geveltuinacties, groendaken, boerenmarkten, buurderijen, boomspiegels, gevelregentonnen, groenslingers,… Ons stadsleven wordt natuurlijker, avontuurlijker en gezonder. Antwerpen evolueert naar een Tuinstad en alle Antwerpenaren worden tuinmannen en tuinvrouwen.

Tijdens BOTANIK #3 City Wildlife (zaterdag 5 mei, de Singel) organiseerden we voor het eerst in Antwerpen een interactieve ‘Commons assembly’. Een soort Staten-generaal waar initiatiefrijke Antwerpenaren verzamelen. Burgers, ondernemers, ambtenaren, politici, activisten, studenten, … kwamen een ganse dag samen om elkaar te ontmoeten, te inspireren, te discussiëren, samen plannen te smeden om Antwerpen structureel te gaan vergroenen.

 

ANALYSE EN PROBLEEMSTELLING: WAAROM ANTWERPEN NOG GEEN TUINSTAD IS…

•Er is heel veel onderbenut potentieel bij de Antwerpenaar. Heel veel Antwerpenaren zijn bereid om bij te dragen aan een groenere stad. Individueel (bvb. gevelgroen) en collectief (bvb. een 'Tuinstraat'). Maar nog heel weinig Antwerpenaren zijn vertrouwd met collectief groenbeheer. Ze beschikken nog over beperkte expertise, maar ook over beperkte tools en ruimte om te oefenen. 

•Er is de laatste jaren enorm veel groeninitiatief in Antwerpen. Maar het initiatief is versnipperd, komt vanuit heel diverse hoeken: burgers, middenveld, diverse overheden, ondernemers, kennisinstellingen, … Er is een beperkte cultuur in Antwerpen om kennis, ervaring, netwerken, (financiële middelen),… mbt vergroening te delen.

•Er is in Antwerpen geen gemeenschappelijke visie en actie mbt ‘Antwerpen Tuinstad’ . De dialoog tussen actoren en stakeholders, is beperkt, er is beperkte interactie tussen informele en formele beleidsprocessen.

•Vergroenen van Antwerpen als strategie voor inclusie, sociale innovatie, ontwikkeling lokale economie, duurzame stadslandbouw en tewerkstelling is nog onontgonnen.

•In de praktijk zien we dat de stedelijke diensten steeds minder capaciteit en/of middelen hebben om de stad verder te vergroenen.

 

‘ASSEMBLY OF THE COMMONS’- STATEN-GENERAAL VAN ANTWERPSE VERGROENERS

Diverse actieve vergroeners verzamelden, leerden elkaar beter kennen. Ze leerden van elkaar; ervaring, kennis, inzichten, instrumenten, contacten, … werden gedeeld

Samen ontwikkelden ze nieuwe commonsgerichte experimenten met als doel:

•Activeren nieuw groen gemeengoed

•Vergroenen als strategie om de stad te verbinden

•Nieuwe samenwerkingen: burgers-overheid-ondernemers

 

LEERLESSEN EN RESULTATEN:

Er zijn in Antwerpen bijzonder leerrijke en diverse commonsgerichte vergroeningsinitiatieven. Ze leren ons dat o.a. de schaal, de aard van de vergroening en de capaciteiten van de beheerders enorm belangrijk zijn mbt collectief beheer. We trachten fietslussen te organiseren en initiatieven te bloggen zodat kennis, ervaring, … laagdrempelig gedeeld kan worden.

Je hebt als commoner weinig hefbomen om mensen en organisaties te stimuleren om samen te werken. Je kan dit als commoner ook positief benaderen; het geeft ruimte om te claimen als commons (letterlijk en figuurlijk). Er is wel grote bereidheid bij Velt en Natuurpunt om groeninitiatieven te ondersteunen.

Er is in Antwerpen weinig verbinding/interactie tussen de informele en de representatieve/formele (ADOMA, Groenplan, s-RSA, klimaatplan, waterplan, politieke partijen, …). We adviseren commoners om zoveel mogelijk informeel contact te nemen met de administratie, om dialoog en samenwerking te bewerkstelligen.

Er zijn in Antwerpen nog maar weinig groene ondernemers (‘generatieve economie’), met een duurzaam verdienmodel. We adviseren aan jonge, groene ondernemers om zoveel mogelijk met elkaar in dialoog te gaan, samen te werken, middelen te delen.

Nieuwe commonsgerichte leerexperimenten werden na de Assembly uitgebroed en bij de Burgerbegroting ingediend:

•Gebruik van parklets als middel om straten te claimen/vergroenen

•Experimenten met CSA in de stad: samen paddenstoelen kweken in kelders van een kerk, bijenkasten houden op groendaken, …

•Het dak van een Hogeschool als een vitale common

•Een nieuwe Commons Assembly specifiek mbt Stadslandbouw

•Projecten om regenwater in straten te ‘commonificeren’

•Vorming, opleiding en coaching mbt het opstarten van burgercoöperaties

We ontwikkelden een nieuw soort buurtcontract mbt het collectief beheer van groen in de stad.

We ontwikkelden een nieuw soort groenstedelijk netwerk: burger(collectief)/middenveld-stad-ondernemers. We bekijken met o.a. het Ecohuis of en hoe we dat in Antwerpen verder gaan organiseren cf ‘Gent en garde’.

Dergelijke assemblies zijn ook interessant voor andere sectoren. We onderzoeken dit verder ikv het Antwerps Commons Transitie Plan Antwerpen

 

Een initiatief van Commons Lab Antwerpen met de steun van BOTANIK, Burgerbegroting district Antwerpen, de Singel, Ecohuis, Tuin in de stad, jeugddienst stad Antwerpen, Stadsmakers, Ecohuis, Velt vzw, Natuurpunt Antwerpen stad, Beweging.net, Posthof Berchem vzw, BIVAK, Stadslab 2050 en vele partners.

Koen Wynants
Vraag aan stad Antwerpen: Van wie is de stad? Publiek of Privaat eigendom?
sint-anna-strand.jpg

In de samenleving van vandaag waarin schaarste heerst, is nadenken over de zorg voor eindige goederen zoals natuur, ruimte, milieu en grondstoffen belangrijk. Hoe kunnen we deze goederen het beste beheren: kan dat beter via collectief of privaat bezit?

Een optimale publiek-privaat balans is volgens ons essentieel in de stad, in ons collectief belang. De focus dient voor ons niet te liggen op individueel eigendom maar op collectief beheer van die goederen die een voorwaarde zijn voor een duurzame stedelijke samenleving, zoals bijvoorbeeld water, groen,...  

Wij vragen ons af hoe sterk de machtspositie van de stad Antwerpen anno 2018 is. Vandaar ook onze eenvoudige vraag aan de stad Antwerpen: ‘Van wie is de stad eigenlijk’? Heeft de stad Antwerpen een overzicht van wie anno 2018 de stad bezit:

·       Hoeveel oppervlakte is eigendom van de stad, districten, provincie, Vlaamse Overheid, Havenbedrijf, OCMW, Zorgbedrijf, .…?

·       Hoeveel oppervlakte is eigendom van landbouwers?

·       Hoeveel oppervlakte is eigendom van verenigingen (zoals Natuurpunt, sportverenigingen, ...)?

·       Hoeveel oppervlakte is eigendom van particuliere eigenaars?

·       Hoeveel oppervlakte is eigendom van bedrijven?

Heeft de stad ook gegevens hierover uit het verleden? Zijn er evoluties merkbaar? Zijn die gegevens ergens te raadplegen?

21% GRONDOPPERVLAKTE STAD ANTWERPEN IS AGRARISCH GEBIED

De aanleiding van bovenstaande vraag ontstond tijdens de ‘Commons Assembly’ op 5 mei jongstleden met als titel: Hoe kunnen we samen van Antwerpen een Tuinstad maken? Toen bleek dat 21% van het Antwerps grondgebied agrarisch gebied was. Een deel daarvan is in private handen. En wordt blijkbaar steeds meer tegen lucratieve prijzen verhuurd aan paardenliefhebbers. Hierdoor wordt onze landbouwgrond eerst en vooral niet optimaal benut. En dreigt steeds meer open groen gebied in de stad onder druk te komen staan. Steeds minder groen gebied in de stad is beschikbaar voor natuurontwikkeling, toegankelijk voor een groot publiek en dreigt te verschralen.

Koen Wynants
Locaties fietsstraatexperimenten 2018: Kammenstraat, Draakplaats, Constitutiestraat
draakplaats 2.jpg

Heel veel inwoners, bezoekers, ondernemers, scholen,… van het district Antwerpen dromen van een fietsvriendelijker district. Een andere straatinrichting, betere fietsinfrastructuur, vriendelijker gedrag in het verkeer, .... Het aantal fietsers in de stad neemt exponentieel toe. Nieuwe maatregelen en ideeën zijn nodig om van Antwerpen een echte fietsstad te maken. 

3 straten, pleinen, scholen, … in het district Antwerpen krijgen dankzij de Burgerbegroting in 2018 de kans om samen te werken met Antwerpenize, Commons Lab Antwerpen en enkele fietsexperts. We willen drie straten, pleinen of scholen samen onderzoeken en nieuwe maatregelen uittesten om die plekken fietsvriendelijker te maken. We waren op zoek naar een winkelwandelstraat, een straat met een school en een plein.

In april deden we een open oproep via blogs, sociale media, de Gazet van Antwerpen, … Hieruit kwamen een 20-tal voorstellen. In overleg met diverse partners hebben we er drie geselecteerd.

1.      Kammenstraat ism handelaarsverenigingen, buurtbewoners, shoppers en Unizo Antwerpen stad (2000 Antwerpen)

2.      Kleuter- en basisschool Evenaar in de Constitutiestraat ism oudercomité, de werkgroep mobiliteit, buurtbewoners en ondernemers (2060 Antwerpen)

3.      De Draakplaats ism buurtbewoners, straatcomités, horeca, scholen, oudercomités, … (2018 Antwerpen)

Momenteel worden op elke locatie trajecten opgestart. De bedoeling is om met diverse betrokkenen samen te komen, samen alle problemen te inventariseren en te analyseren en samen nieuwe oplossingen te formuleren. In september gaan we een aantal tijdelijke ingrepen in de praktijk uittesten.

Commons Lab Antwerpen zal de buurten ondersteunen bij de organisatie van buurtoverleg, betrekken van diverse actoren/stakeholders, voorbereiden van de straatexperimenten, overleg met de verkeerspolitie, district en stad, formele aspecten, praktische aspecten, interpretatie van de resultaten en de communicatie van de resultaten. De buurten zijn evenwel de trekkers, zij sturen samen het proces aan.

Koen Wynants
Hoe van kinderfietsen een gemeen goed in de stad maken?
fietswieltjes.jpg

De gemeente Bonheide won de AGORIA SMART CITY AWARD met zijn project 'FIETSSCANNING VOOR DUURZAME MOBILITEIT'.  Via schoolkinderen wil de gemeente de kinderen zelf en hun ouders motiveren om met de fiets of te voet naar de school te komen. Elke procent extra fietsers zorgt ervoor dat mobiliteit mogelijk kan blijven in de toekomst. De doelstelling was van 12% fietsgebruik (voor de invoering van het systeem) naar 24% fietsgebruik te evolueren. Door de kinderen te motiveren met fietsdukaten die men kan sparen door veel te fietsen, wilden ze een mobiliteitsswitch teweegbrengen bij de jongeren. In eerste instantie kan men de fietsdukaten gebruiken als betaalmiddel op de 5 kermissen per jaar in Bonheide. Elk dukaat is 1 euro waard. 

We gaan onderzoeken of en hoe we dit project in Antwerpen kunnen invoeren. En hoe we 'smart' kunnen koppelen aan 'common'. Hiervoor zetten we via de Burgerbegroting van het district Antwerpen een experiment op in Antwerpen-Noord ism onderwijsbeleid, fietsschool, Antwerpen op wieltjes, scholen, Antwerpenize, Buurtregie, district Antwerpen, …

VOORONDERZOEK

Bij het vooronderzoek kwamen we tot een aantal vaststellingen:

  • Heel veel kinderen in Antwerpen-Noord hebben geen (toegang tot een) kinderfiets.
  • Het is niet voor iedereen evident om thuis en op school een fiets te stallen. Heel veel scholen hebben geen fietsenstallingen.
  • Heel veel kinderen hebben beperkte kennis en vaardigheden mbt fietsen in de stad
  • Niet alle ouders kunnen fietsen
  • De fiets wordt niet vaak gebruikt in een schoolse context
  • Er zijn diverse, commerciëlere deelfietssystemen in Antwerpen (A-VELO, Swap, bluebike, …), maar die bieden geen kinderfietsen aan.
  • Er is een kinderdeelfietssysteem, een soort burgerinitiatief ‘Apen op wieltjes’
    • Focust vooral op ouders van kinderen die geen fiets hebben
    • Er is momenteel te weinig toevoer van kinderfietsen
    • Kinderfietsdelen is nog geen ‘gemeen goed’

PROTOTYPING EN TESTING ‘WEEK VAN DE MOBILITEIT’ (ANTWERPEN-DAM)

In oktober zullen we tijdens de week van de mobiliteit een experimenteel beloningssysteem uittesten in 4 klassen, 5e studiejaar, 80 leerlingen, verspreid over drie scholen (Antwerpen-Dam). Ouders die kinderfietsen delen zodat elk kind kan fietsen in de stad worden beloond. Tijdens de mobiliteitsweek vallen er dagelijks 'Antwerpse fietswieltjes' te verdienen; wanneer kinderen met de fiets naar school komen, als de fiets in orde is, als ze slagen voor allerhande testjes, als de leerkracht met de fiets naar school komt, … De kinderen worden aan het eind beloond; ze kunnen hun Antwerpse fietswieltjes omruilen; voor een collectieve klasuitstap, een supertoffe T-shirt of voor een jaarabonnement op Antwerpen op wieltjes. Ze kunnen hun fietswieltjes zelf gebruiken of delen met hun klasgenoten. 

Evaluatie en modellering

Achteraf gaan we alles evalueren; impact, opschaling, kosten, baten,… Hebben meer kinderen toegang tot kinder(deel)fietsen? Is het fietsgebruik toegenomen? Is het kinderfietsdelen toegenomen? Zo komen we meer te weten over hoe we van fietsen in de stad bij kinderen een gemeen goed kunnen maken. Misschien moeten we nieuwe ondernemingen opstarten mbt kinderfietsdelen? Misschien moeten we structureel meer fietsenstalling voorzien in de stad? Misschien kunnen scholen in Antwerpen een faciliterende rol spelen?

Koen Wynants