Collectieven van actieve burgers realiseerden de afgelopen 15 jaar oplossingen voor verschillende verdelingsvraagstukken. Hebben de politieke partijen in Nederland daar oog voor en krijgt dat uitdrukking in concrete programmapunten? Collectieve kracht heeft daarop 14 partijprogramma’s doorgelicht.
Auteurs: Tine de Moor, Ton Duffhues
Omgaan met onze beschikbare, eindige ruimte en eindige natuurlijke rijkdommen is een thema dat op vele manieren op de politieke agenda terugkomt: de wooncrisis, stikstofdiscussie, klimaatbeleid, subsidie aan fossiele bedrijven, de Omgevingswet, regeneratieve landbouw…. Iedereen weet inmiddels dat het anders moet, maar hoe? We doken in 14 partijprogramma’s met als belangrijkste vraag: erkennen de partijen het vermogen van burgercollectieven om zelf te werken aan oplossingen van actuele maatschappelijke vraagstukken op het gebied van wonen, zorg en welzijn, energie, voedsel en gebiedsontwikkeling? In het verlengde hiervan, is het ook mogelijk vast te stellen welke rol de actieve burger wordt toebedeeld in de versterking van de democratische rechtstaat?
Genoeg geëxperimenteerd
Tijdens de laatste weken van het demissionaire kabinet Rutte maakten verschillende partijen zich hard voor de wooncoöperatie. Ze hoorden de verhalen uit de praktijk over moeilijkheden rond financiering en ze zien daarin een rol voor de overheid. Eind oktober stemde de Tweede Kamer in met een extra bijdrage van 30 miljoen euro aan een landelijk fonds voor wooncoöperaties. Een mooi resultaat voor de beweging van wooncoöperaties en hun kennisplatform Cooplink, al is het op het geheel van de rijksuitgaven voor woningbouw slechts een douceurtje in vergelijking met bijvoorbeeld het leenfonds van 20 miljoen euro van de gemeente Amsterdam uit 2021. Is dit een incidenteel weggevertje of laat de politiek hiermee zien eindelijk mee te willen doen met de beweging van burgercollectieven? Dat zou een opsteker zijn voor netwerkorganisaties als Herenboeren Nederland en LSA Bewoners. Zij timmeren al tien jaar aan de weg en steken nog steeds veel energie in het duidelijk maken aan de politiek dat overal in Nederland burgers slagen in het anders denken, doen én organiseren. Het stadium van uitproberen is voor de beweging van burgercollectieven voorbij. Genoeg geëxperimenteerd, dus – mede het thema van de CollectieveKracht-dag dit jaar waar burgercollectieven uit allerlei sectoren hun uitdagingen deelden rondom samenwerken met de overheid. Hoe denken de politieke partijen hierover?
Partijprogramma’s ontleed
In de verkiezingsprogramma’s wordt weinig gerefereerd naar het begrip ‘burgercollectieven’: slechts een paar keer in de programma’s van PvdA/GroenLinks, CDA, D66 en CU. Varianten als burgerinitiatief of bewonersinitiatief scoren iets beter. De term ‘coöperatie’, als juridische vertaling van het burgercollectief, slaat meer aan, met de meeste vermeldingen bij de programma’s van achtereenvolgens PvdA/GroenLinks (22), CU (19), Volt (9), BIJ1 (7) D66 (6), CDA (6), NSC (4), VVD (2), BBB (1). In de programma’s van SP, PVV, FvD, SGP, JA21 en Denk ontbreken deze begrippen volledig.
Onder die partijen die burgercollectieven in brede zin – al dan niet ter vervanging of parallel aan termen als bewonersinitiatieven, coöperaties en sociale ondernemingen – behandelen, lijkt overeenstemming te bestaan over de betekenis van de bestaande collectieven op het gebied van energie, wonen, zorg en welzijn. Lokale energiecoöperaties worden onmisbaar geacht in de energietransitie vanwege de borging van decentrale opwekking en het lokaal eigenaarschap. Dit is al in bestaand beleid verankerd en nog eens via een kamerbesluit in oktober 2023 bevestigd. De maatschappelijke meerwaarde van bewonersinitiatieven in de zorg is ook evident voor de meeste partijen, met een keur aan argumenten: dichtbij huis, menselijke maat, bijdrage aan gemeenschapszin, geleid door burgers en gebruikers in plaats van financiers en professionals. Daarnaast zien ze dat bewoners van dorpen en wijken prima in staat zijn om zelf publieke voorzieningen in stand te houden (ontmoetingsplekken, buurthuis, stadstuin, sportveld). Tenslotte zien veel partijen de wooncoöperatie inmiddels als een schakel in de aanpak van vooral woon-zorgvraagstukken.
Een slag dieper gaat de vraag of die burgercollectieven een fundamentele betekenis krijgen in het grotere verhaal dat de partijen voorleggen. Zo wil D66 dat burgercollectieven ‘meer ruimte en mogelijkheden krijgen’ in het overheidsbeleid, want ‘zij lopen op de politiek vooruit en geven nieuwe energie aan de toekomst van ons land’. Concreter is het pleidooi van PvdA/GroenLinks voor een ‘actieprogramma voor het aanjagen van een coöperatieve samenleving’. Het CDA ziet verenigingen en coöperaties als het ‘cement van de samenleving’ en daarom verdienen ze de vrijheid, ruimte en aandacht. Volt benadrukt de betekenis van bewonersinitiatieven voor de lokale democratie en de maatschappelijke en economische impact van sociale ondernemingen. ‘Ruim baan voor coöperaties in dienst van de gemeenschap’, zegt ChristenUnie en past dat toe op kinderopvang, buurtzorg, wonen en energie. Ook pleit deze partij voor ‘meer coöps voor nieuwe marktmacht’ in de landbouw. Bij1 ziet in de werknemerscoöperatie de ‘standaard eigendomsstructuur voor nieuw opgerichte rechtspersoonlijkheden’.
In sommige gevallen zit de rol van burgers eerder vervat in de visie dan in de concrete oplossingen. In het narratief van het ‘Nieuwe Sociaal Contract’ tussen overheid en samenleving waait de geest van burgers die verantwoordelijkheid nemen voor elkaar en voor hun omgeving. Hun stem moet gehoord worden en doorklinken in beleid en bestuur, primair via de gekozen volksvertegenwoordiging. NSC dicht verenigingen en coöperaties een ‘grote innerlijke kracht’ toe, net als het gezin, de familie en het dorp. Deze partij wil nieuwe wetten onderwerpen aan een ‘subsidiariteitstoets’: is overheidsingrijpen wel echt nodig of krijgen burgers het samen voor elkaar? Het blijft echter schimmig wat dit beginsel uit de katholieke sociale filosofie in praktische zin betekent voor burgercollectieven.
De BBB haalt de ‘Kleine Luyden’ van Abraham Kuiper en de verzuiling van stal om te stellen dat mensen in ‘gemeenschappelijkheid en in vrijheid’ een simpel, menswaardig bestaan nastreven waarbij de overheid zich dient te houden aan haar kerntaken en zorgfunctie. In dit traditionele narratief domineren burgers die zelf het best weten wat er in hun omgeving speelt en waar behoefte aan is. BBB komt dan niet uit bij nieuwe burgercollectieven en coöperatieven, maar bij vertrouwde ‘gemeenschapsorganisaties’ en vrijwilligersorganisaties die bijdragen aan sociale verbinding en leefbaarheid. Naoberschap zorgt ervoor dat algemeen belang boven individueel belang wordt gesteld.
Wederzijds vertrouwen?
De bijdragen die burgercollectieven kunnen leveren aan het herstel van vertrouwen in de overheid en de versterking van de democratie worden niet nadrukkelijk genoemd. Wel willen verschillende partijen actiever burgers erbij betrekken, bijvoorbeeld door middel van burgerberaden en -fora (Volt, D66 en BIJ1). De VVD vertrouwt op de kracht van ‘burgers en ondernemers’; zij moeten voelen dat de overheid er voor hen is en dat er meer mogelijkheden zijn voor participatie. JA21 vindt dat burgers ‘zelf het best kunnen bepalen wat goed voor hen en hun gemeenschap is’. PvdA/GroenLinks wijst op burgercollectieven als inspirerende voorbeelden waarmee ‘het tij te keren’ is. Er is volgens hen ‘oneindig veel mogelijk’ als de overheid haar burgers steunt om hun leefomgeving mede vorm te geven. Bij partijen als BBB, ChristenUnie en CDA valt op dat herstel van vertrouwen verstopt zit onder een wollen deken van gemeenschap en gemeenschapszin. BBB plaatst ‘gemeenschappen en een levendig middenveld’ tussen individu en staat. Het CDA stelt dat voor het behoud van de rechtstaat behalve overheid en markt een derde ‘element’ nodig is, namelijk de wil om te oefenen in fundamentele waarden van die rechtstaat, zoals verantwoordelijkheid. Dat gebeurt in gemeenschappen, verenigingen en coöperaties.
Op de politieke agenda
Of het de partijen om meer gaat dan louter lippendienst bewijzen aan de beweging van burgercollectieven, blijkt uit de concrete voorstellen die ze doen. Een vergelijking van de partijprogramma’s levert input voor wat de politieke agenda zou kunnen zijn met het breedst mogelijke draagvlak.
Gemeenten stimuleren tot actief beleid voor burgerinitiatieven met onder andere een gemeenschapsfonds (ook vanuit nationale overheid), renteloze leningen, opstartsubsidies, juridisch en boekhoudkundig advies. Daarnaast voorzieningen (combi van zorg, welzijn, ontmoeting, vrijwilligersloket) in dorp en buurt in stand houden door beheer en eigendom in handen van de gemeenschap of een collectief te leggen, een nationaal fonds voor een lokaal ‘huis van ontmoeting’, etc. (CDA, BBB, PvdA/GL, Volt, CU, SP, NSC)
Meer grond in handen van de gemeenschap via bijvoorbeeld een Nationale Grondbank, om die vervolgens vanuit publiek belang ter beschikking te kunnen stellen aan onder meer wooncoöperaties en voedselgemeenschappen. (PvdA/GL, Volt, BIJ1)
De maatschappelijke coöperatie als een aparte rechtsvorm erkennen om onderscheid te kunnen maken met commerciële bedrijven. (PvdA/GroenLinks) Onduidelijk is of dit volledig vergelijkbaar is met het idee van een wet op Maatschappelijk Initiatief (CDA). Daarnaast wordt melding gemaakt van de Maatschappelijke BV voor sociale ondernemingen. (D66)
Het uitdaagrecht (Right to Challenge) bestaat al langer. Via het uitdaagrecht kunnen inwoners hun gemeente uitdagen om gemeentelijke taken en budget over te nemen om hun buurt te verbeteren. Uitbreiding hiervan tot provincies en waterschappen is recent aan de orde geweest in het parlement. Gesproken wordt over zowel initiatiefrecht als uitdaagrecht voor burgercollectieven. (PvdA/GL, CDA, VVD, CU, BIJ1) Zo krijgen burgers de mogelijkheid om samen te bepalen hoe ze bijvoorbeeld collectieve voorzieningen op het gebied van zorg en welzijn met een coöperatie willen organiseren.
Ten aanzien van wooncoöperaties zijn er legio voorstellen: erkenning als maatschappelijke coöperatie, een sterkere grondpositie, de markttoets vervalt, eerste recht van koop van woningen van corporaties ten behoeve van sociale huur, een landelijk fonds, meer hofjes. (PvdA/GL, D66, CDA, Volt, VVD, CU, SP, NSC, BIJ1)
Stimuleren en faciliteren van nieuwe burgerinitiatieven gericht op landbouw, voedsel, natuur: boer–burgersamenwerking (korte ketens, dichtbij, gezond, minder verspilling), voedselgemeenschappen, buurttuinen, nieuwe boerencoöperaties. (CDA, PvdA/GL, D66, CU, Volt)
Investeren in competentie-ontwikkeling bij gemeenten om burgercollectieven beter van dienst te kunnen zijn. Dit past bij gemeenten en provincies die zich niet langer opstellen als uitvoeringsinstanties van de nationale overheid. (Volt, NSC)
Steun voor lokale energiecoöperaties is een actiepunt van nagenoeg alle partijen.
Binnen de lijntjes kleuren
Krijgt de beweging van burgercollectieven met deze politieke agenda de wind mee de komende jaren? Uiteraard is dat afhankelijk van de verkiezingsuitslagen en de regeringscoalitie die er uitrolt. Gelet op bovenstaande agenda is de kans groot dat enkele praktische voorstellen het zonder veel tegenspraak zullen halen. Als dit dan de lichtpuntjes zijn waarmee burgercollectieven het de komende jaren moeten doen, dan is het een schrale oogst en blijft er veel te wensen over. Gelet op de meer ideëel inhoudelijke betekenis die de politieke partijen toekennen aan burgercollectieven, dan lijkt er wel sprake te zijn van een voorzichtige doorbraak. De onderlinge verschillen zijn echter groot. Aan de ene kant staan partijen die de ‘gewone burger’ wel hoog hebben maar het potentieel van burgercollectieven niet of nauwelijks onderkennen, laat staan stimuleren. Hun verhaal blijft steken in waardering van de inzet van bewoners voor het publieke belang van de gemeenschap via vrijwilligerswerk en onderling hulpbetoon. Daartegenover staan de partijen die burgercollectieven in al hun verscheidenheid meer dan voorheen erkennen als een vitale kracht in onze samenleving die er voor de overheid om allerlei redenen toe doet. Dat kan zijn omdat die collectieven bijdragen aan de versterking van de democratie en het vertrouwen tussen overheid en burger; het kan ook zijn omdat ze voor de politiek als een ‘early warning system’ fungeren dat kritische geluiden vanuit de samenleving laat horen en tegelijkertijd nieuwe vormen van actief handelen en zelf organiseren laat zien. Hoe dan ook, de winst is dat burgercollectieven eindelijk onderdeel zijn van het politieke discours. Dat is wel het minste wat de duizenden collectieven met hun leden en achterbannen na al die jaren verdiend hebben. De actieve burgers laten zich terecht geen gebakken lucht meer verkopen. Voor hen hoeven de politieke partijen met hun voorstellen niet langer binnen de lijntjes te kleuren van bestaande praktijken en mogelijkheden.