Essay 'Commons als oefenplaatsen van 'démocratie à venir' - We experimenteren samen een toekomst'

De huidige crisis van de democratie wordt vaak beschreven als een rechts probleem: populisme, autoritarisme, nostalgie naar een vermeend ordelijk verleden. Maar die diagnose is onvolledig. Ze miskent dat ook vanuit progressieve en linkse hoek de democratische horizon lange tijd werd vernauwd. Vanuit het gedachtengoed van de commons – zoals dat in Commons lab, burgercollectieven en coöperatieve praktijken wordt ontwikkeld – wordt die dubbele verantwoordelijkheid zichtbaar.

Als Jacques Derrida vandaag naar onze representatieve democratie zou kijken, zou hij spreken over een terugplooiende democratie: een systeem dat formeel intact blijft, maar zijn eigen belofte uitholt. Democratie wordt herleid tot begrotingsorthodoxie, efficiënt beheer en technocratische besluitvorming. Politiek wordt administratie. De toekomst wordt een spreadsheet.

Voor Derrida is democratie echter nooit af. Ze is geen stabiel regime dat men eenmaal installeert en vervolgens beheert. Democratie is altijd een belofte, iets wat nog moet komen – démocratie à venir. Hij maakt daarbij een cruciaal onderscheid tussen de toekomst als iets planbaars en voorspelbaars, en het à-venir: het onvoorziene, het nieuwe, dat bestaande instituties kan openbreken. Wanneer samenlevingen hun toekomst volledig programmeren, sluiten ze precies datgene af wat democratie levend houdt.

Derrida was zich niet bewust van de commons zoals we die vandaag kennen. Het concept van gedeelde middelen en collectieve experimenten in burgercollectieven en coöperaties werd pas later prominent. Toch is er een duidelijke resonantie: zijn démocratie à venir benadrukt openheid, inclusie van wie nog niet gehoord wordt en voortdurende heruitvinding van collectieve structuren – waarden die ook aan de basis liggen van commons-praktijken.

Die sluiting is niet alleen het werk van rechts. Ook links heeft hier een historische verantwoordelijkheid. In naam van bestuurbaarheid, haalbaarheid en expertise heeft het progressieve kamp zich vaak verzoend met het neoliberale kader. Democratische keuzes werden voorgesteld als technische noodzaak. Alternatieven als onrealistisch. Conflict als gevaarlijk. Zo werd de democratie niet aangevallen, maar langzaam leeggezogen.

Derrida benoemt dit proces als de auto-immuniteit van democratie: het vermogen van een democratisch systeem om zichzelf, uit naam van vrijheid en rationaliteit, van binnenuit te ondermijnen. Dat gebeurt wanneer verkozen leiders de rechtsstaat afbreken, maar evengoed wanneer democratie zichzelf reduceert tot beheer van schaarste en het idee cultiveert dat ‘dit het beste van alle mogelijke werelden is’. In beide gevallen sluit de toekomst.

De hedendaagse roep om ‘terug naar vroeger’ – naar de natiestaat, duidelijke hiërarchieën en een sobere welvaartsstaat – is dan ook geen breuk met dat denken, maar een radicalisering ervan. Waar technocratisch links de toekomst depolitiseerde, politiseert rechts haar opnieuw, maar op basis van uitsluiting, identiteit en nostalgie. Beide weigeren de onzekerheid en openheid die democratie veronderstelt.

Hier biedt het commons-denken een ander vertrekpunt. In plaats van democratie te zien als een afgewerkt institutioneel model, benadert het commons-perspectief democratie als een voortdurende praktijk van samen beheren, samen beslissen en samen verantwoordelijkheid dragen. Commons zijn geen utopie naast de staat of de markt, maar concrete oefenplaatsen van démocratie à venir.

In commons-praktijken staat niet de vraag centraal hoe schaarste zo efficiënt mogelijk wordt verdeeld, maar hoe gedeelde middelen – grond, zorg, kennis, energie, ruimte – collectief kunnen worden onderhouden en heruitgevonden. Dat veronderstelt conflict, onderhandeling en onzekerheid. Maar precies daarin schuilt hun democratische kracht.

Vanuit dit perspectief wordt duidelijk wat er ontbreekt in het dominante democratische discours: een erkenning dat democratie niet draait om consensus of stabiliteit, maar om openheid voor nieuwe stemmen en nieuwe vormen van samenleven. Commons-initiatieven sluiten per definitie niemand vooraf uit: ze zijn gericht op inclusie, op toekomstige gebruikers, op wie nog niet aan tafel zit.

Waar representatieve democratie steeds vaker functioneert als beheer van tekorten en disciplinering van burgerlijke ruimte, openen commons praktijken van overvloed: overvloed aan betrokkenheid, aan verbeelding, aan collectieve capaciteit. Ze tonen dat democratie niet hoeft te worden ‘gered’ door haar af te sluiten, maar net door haar opnieuw kwetsbaar te maken.

Dat betekent concreet: breken met het idee dat democratie vooral moet worden gestabiliseerd, beschermd of beheerd. Vanuit het Commons-lab-gedachtengoed vertrekt democratie niet van een blauwdruk, maar van een houding: we experimenteren samen een toekomst. Niet weten waar we exact uitkomen, maar wel samen verantwoordelijkheid opnemen voor het proces.

Het commons-perspectief wijst hier geen eenvoudige uitweg, maar een richting. Het herinnert ons eraan dat democratie ontstaat waar mensen samen verantwoordelijkheid opnemen voor wat hen verbindt, zonder garantie op succes, zonder vooraf vastgelegde uitkomst. Dat is geen nostalgie, maar een sprong vooruit.

Zoals het motto van Commons Lab zegt: we experimenteren samen een toekomst. Dit essay is een uitnodiging om die houding te omarmen: niet terug naar vroeger, niet vastnagelen aan wat er is, maar de toekomst opnieuw openhouden – samen.

Koen Wynants