Een tankstationnetje voor de utopische geest (boekrecensie Walter Lotens, Uitpers)
Gaan we eens naar ‘de meent’? Wat zeg je toch? Waar is dat? Dit oude Nederlandse woord (in Engeland spreekt men van the commons) dateert uit de twaalfde eeuw en verwijst naar het gezamenlijk gebruik van een stuk grond door leden van een gemeenschap. Er werden afspraken gemaakt over het weiden van vee en het sprokkelen van hout. Belangrijk is dat de meent altijd werd onderscheiden van privé-eigendom. Tegenwoordig kunnen we hier het onderscheid maken tussen het privé-eigendom van de kapitalistische markt enerzijds en de publieke voorzieningen anderzijds. Daartussenin bevindt zich de meent. Daarover heeft Hans Achterhuis het in een kort essay dat hij schreef bij het lanceren van de nieuwe Rotterdamse uitgeverij met dezelfde naam. Hij noemt het in de ondertitel ‘een vitale utopie’.
Utopische traditie
Dat is een beetje vreemd want de veel gelauwerde Nederlandse filosoof heeft in zijn werk altijd een haatliefde verhouding gehad met dat begrip. Hij heeft zich in zijn werk immers lange tijd juist tegen utopieën verzet, vanwege het totalitaire gevaar dat er in schuilt gaat. In ‘De erfenis van de utopie (1998) en onrechtstreeks in ‘Met alle geweld’ (2008) nam hij afstand van wat hij toen de gevaarlijke utopische bevlogenheid noemde waardoor de utopie, zoals in de romans van Aldous Huxley (Brave New World) en George Orwell (‘1984’), tot een dystopie verworden. In ‘Utopie’ van 2006 sloeg Achterhuis een heel andere toon aan: hij constateerde dat, in tegenstelling tot zijn sombere voorspellingen, de utopische traditie nog steeds springlevend was. In Koning van Utopia (2016) verdiept hij zich naar aanleiding van het 500 jaar geleden verschijnen van Thomas Mores ‘Utopia’ opnieuw in het utopisch denken en breekt hij, zoals ook in zijn ‘Erfenis zonder testament, filosofische overwegingen bij de tien geboden’ (2015) een lans voor the reconquering of the commons want, zo eindigt hij dat hoopvol boek: ‘De utopische meent is de aangewezen plek om de wereld een beetje beter te maken – met oog voor traditie, op lokaal niveau – en daarmee tegenwicht te bieden aan de alomtegenwoordige utopie van de vrije markt. Daar hebben we geen koning van Utopia voor nodig.’
De logica van de commons
De neerslag van dit jarenlange denkproces vat hij nu summier samen in zeer heldere taal en, zoals gewoonlijk met mooie voorbeelden uit het eigen leven zoals die kampeertocht met zijn vrouw door de Franse Queyras. Zoals ook andere bewuste kampeerders sjouwden ze hun afval mee, maar bij een bergmeer, bereikbaar met de auto, troffen zij naast de vuilnisbalken een hoop afval aan. Die vuilnisbakken suggereerden dat de overheid hier verantwoordelijk was, terwijl lange afstandswandelaars de verantwoordelijkheid met elkaar delen. Die twee houdingen gaan volgens hem terug op de oude tegenstelling tussen de rechtsgeleerde Hugo de Groot en de filosoof John Locke over het begrip gemeenschappelijk eigendom. De Groot maakt onderscheid tussen actieve en passieve rechten. Een passief recht houdt in dat men van iemand anders iets moet krijgen, terwijl een actief recht de vrijheid verschaft om zelf te handelen. Volgens Locke hebben mensen juist een actief recht op gemeenschappelijk bezit of gebruik. Publieke voorzieningen daarentegen zijn gebaseerd op passieve rechten. Locke ontleent die actieve rechten aan de praktijk van de commons, de gemeenschappelijke gronden die in zijn tijd in Engeland weliswaar bedreigd werden, maar nog steeds bestonden als een overblijfsel uit de Middeleeuwen. Dat is de logica van de commons en die wordt door de meeste mensen, zoals die moderne massatoeristen in de Queyras, niet meer begrepen. Op sommige plekken en landen leeft die traditie echter nog verder. Achterhuis verwijst hiervoor naar Zweden en naar de praktijk van allemansrätten waarbij iedereen het inclusief recht heeft om gebruik te maken van een zekere ruimte, om deel te hebben aan en gebruik te maken van de gemeenheid. Zoals in de middeleeuwse meenten ligt ook hier de nadruk op het gebruiksrecht waardoor de gebruikers van de meent konden overleven. Het was dat deel van de omgeving dat buiten iemands huisdrempel en persoonlijk eigendom lag, maar waarop hij een erkend gebruiksrecht bezat. Het gemeenschappelijk eigendom van de commons is een inclusief recht en daarvoor wordt nu opnieuw strijd geleverd, zowel in landelijke als stedelijke omgevingen waartoe ‘Tous au Larzac’ en de vele ZAD’s (zone à défendre) zoals in Notre-Dame-des-Landes in Frankrijk behoren.
Mini-utopieën
Het is goed dat een filosoof van het kaliber van Hans Achterhuis zich inlaat met wat tegenwoordig de commonsbeweging wordt genoemd. In plaats van voor ambitieuze maar gevaarlijke maatschappelijke macro-utopieën pleit hij, zoals ook de Duitse filosoof Ernst Bloch, voor mini-utopieën, voor kleinschalige en partiële projecten die zich tussen staat en markt bewegen. Achterhuis pleit ook voor ‘doendenken’, voor een direct maatschappelijk en politiek handelen dat in experimenten de aantrekkingskracht van een utopisch ideaal zichtbaar kan maken en daarvoor vermeldt hij bijvoorbeeld het Hof van Twello, een gemeenschappelijk landbouwbedrijf in de buurt van Deventer. Initiatiefnemer Gert-Jan Jansen schreef daarover een mooi boek ‘Kleinschaligheid als alternatief’ met als merkwaardige ondertitel ‘Nieuwe meentes in een nieuwe economie’.
Commons en commoning zijn moeilijk te vertalen begrippen in het Nederlands. ‘Gemeen goed’ en ‘vergemeenschappelijken’ komen in de buurt maar – zeker het tweede – klinkt houterig. Laten we dan maar opnieuw gaan meenten! Achterhuis gaat mee in de gedachtegang van Gert-Jan Jansen en wil opnieuw inhoud geven aan dat oud begrip dat in zijn eigenzinnige encyclopedie er ongeveer zo uitziet:
‘Meenten (onoverg: meentte, heeft gemeent), afgeleid van ‘meent’ (v) [Eng. the commons, werkw. commoning] 1 gebruik maken van een onverdeeld, gemeenschappelijk bezit, zoals dat vanaf de twaalfde eeuw voorkwam in de vorm van ‘gemene gronden’; 2 gebruik maken van gemeenschappelijke hulpbronnen door leden vaan een groep of samenleving; 3 kleinschalige, utopische initiatieven nemen met een groep actieve deelnemers die samen een gemeenschap vormen.’
Een tankstation voor de geest
En er is nog meer. Dit gratis kennismakingsboekje verschijnt, zoals gezegd, bij de lancering van de nieuwe Rotterdamse uitgeverij De Meent, die zich richt op literaire fictie en non-fictie voor heel Nederland en Vlaanderen. De twee uitgevers noemen het ‘Een tankstation voor de geest’: ‘We hebben de uitgeverij vernoemd naar de bekende winkelstraat in het hart van Rotterdam: de Meent. Precies op die plek bevond zich in de Middeleeuwen een meent, een stuk weidegrond dat werd beheerd voor de hele gemeenschap. Dat is het ondernemersmodel waar wij anno 2021 doelbewust voor kiezen: Uitgeverij De Meent is voor ons allemaal. De Meent is ook de straat die onze uitgeverij aan de Goudsesingel verbindt met boekhandel Donner aan de Coolsingel.’
Hopelijk wordt die nieuwe uitgeverij een heus tankstationnetje voor de geest.
Titel: De meent, een vitale utopie
Auteur:: Hans Achterhuis
Uitgever: Uitgeverij De Meent, Rotterdam
Uitgave datum: 2021
Pagina’s: 48 blz.
ISBN: 9789083112589
Over Walter Lotens
Walter Lotens studeerde moraalfilosofie, ex-leraar, woonde lang in Suriname, reiziger, Latijns-Amerika watcher en freelancer. Hij schrijft voornamelijk over bewegingen van onderuit van Borgerhout over Madrid en Barcelona tot Cochabamba en Paramaribo. Hij houdt lezingen rond de thema’s die hij in zijn boeken aansnijdt (www.walterLotens.net).Deze recensie werd oorspronkelijk gepubliceerd op de site van Uitpers.be