Commons Lab

View Original

Wanneer burgers samen het heft in handen nemen: burgercollectieven opgericht in 2015 en 2016 van naderbij bekeken

Om antwoorden te zoeken op actuele maatschappelijke uitdagingen nemen burgers steeds vaker het heft in handen in burgercollectieven die zelf goederen of diensten produceren, meestal vanuit een streven naar een duurzamer alternatief. Met steun van de Koning Boudewijnstichting verrichte Oikos denktank onderzoek naar deze collectieven. 

Niet alle activiteiten die burgers gezamenlijk organiseren, zijn burgercollectieven. Een buurtbarbecue of een tijdelijke actiegroep tegen bomenkap bijvoorbeeld is dat niet. Wat dan wel? Enkele elementen zijn noodzakelijk om van een burgercollectief te spreken, onder meer de langetermijnwerking, het zelf in handen nemen van de productie van goederen of uitvoering van diensten, en de zeggenschap van de burgers – zowel initiatiefnemers als andere leden – over de organisatie. Enkele voorbeelden: energie- of huisvestingscoöperaties, voedselteams, transitiegroepen met sociale kruidenier, coöperatieve spullenbib, of community supported agriculture waarbij consumenten zich nauw verbinden met een boer en zich engageren tot afname van de productie, of zelfs deelname aan de oogst. 

Met een deskstudie, een enquête en diepte-interviews bracht Oikos burgercollectieven opgericht in 2015 en 2016 in kaart. In deze jaren zagen in België 249 burgercollectieven het licht, gespreid over heel het land; vooral sinds 2009 stijgt het aantal oprichtingen per jaar snel. Van hen konden er 48 uit Vlaanderen, 36 uit Wallonië en 22 uit Brussel opgenomen worden in de analyse: de meeste zijn actief in domeinen zoals voeding, landbouw, energie, sociale inclusie en deeleconomie; ruim de helft oordeelt dat zijn activiteit het label ‘milieu en duurzaamheid’ kan dragen. Bijna vier op de vijf van de burgercollectieven kwamen tot stand zonder inspraak van de overheid. Maar een goede relatie met de overheid vinden ze wel belangrijk. Slechts een minderheid schat in dat bedrijven hen als concurrenten zien. 

Burgercollectieven blijken in grote mate het werk van 25- tot 45-jarigen, en de echte trekkers zijn veelal 36 tot 45 jaar. Bij die trekkers zijn de hooggeschoolden sterk oververtegenwoordigd. De meeste trekkers combineren hun engagement met een baan (van wie vier op de tien halftijds). Ruim de helft van de respondenten is politiek geëngageerd. De politieke voorkeur van de trekkers bevindt zich veeleer links op het politieke spectrum. Een aandachtspunt: willen burgercollectieven echt streven naar een duurzame en inclusieve samenleving, dan moet er nagedacht worden over manieren om ook minder kansrijke burgers te betrekken bij deze burgerbeweging.

Link: https://www.kbs-frb.be/nl/Activities/Publications/2018/DS_2018_11_13_01